Eerste week (Paas-stemming)
Wanneer uit de wereldwijdten
de zon spreekt tot het menselijk gevoel
en vreugde uit de zielediepten
zich met het licht verenigt in het zien,
dan trekken uit de omhulling van het zelf
gedachten weg naar ruimteverten,
en binden vaag bewust
het mensenwezen aan het geesteszijn.
Uit: de antroposofische weekspreuken. Vertaling: Roel Munniks
De antroposofische weekspreuken vormen een onuitputtelijke bron van bezieling en zingeving. Deze maand verwijl ik bij de paasspreuk. De spreuk waarmee de zielenkalender begint.
Bij het pasgeboren kind zien we al in de eerste levensmaanden de aanwezigheid van het menselijk gevoel. Het zintuig, als ik het zo mag noemen, voor zin en betekenis, voor ontmoeting en spel, voor verwachting en vreugde. We spreken tot het kind en zijn verheugd als het naar ons lacht met haar hele lichaam. Het samenzijn is een heilige handeling en eenwording die het kind en ons doet groeien in bewustzijn en de uitdrukking van dit bewustzijn in woord, gebaar en handeling.
Op de ochtend van Pasen herkende Maria Magdalena aanvankelijk niet de opgestane Christus. Zij dacht dat het de tuinman was. Totdat Christus tot haar sprak en zij vreugdevol wist dat Hij het was en hem herkende en met hem verenigd werd in het op nieuwe wijze zien en begrijpen.
Elk moment van elke dag kunnen wij de zon horen spreken als wij ons met interesse wenden tot bijvoorbeeld de natuur of een medemens. Een interesse die we elke keer opnieuw scheppen. Wat wij dan horen is vol betekenis en die betekenis wekt vreugde in onze ziel. Vreugde die één wordt met wat zo vol van licht tot ons spreekt. En uit die verbinding met het licht worden levende gedachten geboren die uitstromen naar buiten. Levende gedachten die, omdat zij levend zijn, mens en geest verbinden.