Het menselijk en het kosmisch denken 3/4

Vertaling van voordrachten door Rudolf Steiner. Gepubliceerd als GA 151: Der menschliche und der kosmische Gedanke. Derde voordracht op 22 januari 1914 in Berlijn.

Gisteren heb ik getracht die nuances van wereldbeschouwing aan te geven die voor de mens mogelijk zijn, zo mogelijk dat voor elk van deze nuances van wereldbeschouwing bepaalde volledig geldige bewijzen van juistheid, van waarheid voor een bepaald gebied kunnen worden geproduceerd. Voor hen, die niet trachten alles wat zij op een bepaald nauw terrein hebben kunnen waarnemen en beschouwen samen te smeden tot een begrippenapparaat en daarvoor dan bewijzen zoeken, maar voor hen, die werkelijk willen doordringen tot de waarheid van de wereld, is het van belang te weten, dat deze alomvattendheid noodzaak is, die zich uit in het feit, dat twaalf typische nuances van wereldbeschouwing voor de menselijke geest werkelijk mogelijk zijn – de overgangen daartussen zijn nu niet van belang. Indien wij werkelijk tot de waarheid willen komen, moeten wij trachten ons de betekenis van deze nuances van wereldbeschouwing duidelijk te maken, moeten wij trachten te onderkennen op welke gebieden van het bestaan de ene of de andere van deze nuances van wereldbeschouwing de betere sleutel vormt. Als we deze twaalf nuances van wereldbeschouwing nog eens bekijken, zoals we gisteren hebben gedaan, dan zijn dat materialisme, sensualisme, fenomenalisme, realisme, dynamisme, monadisme, spiritualisme, pneumatisme, psychisme, idealisme, rationalisme en mathematisme.

Helaas overheerst in de werkelijke wereld van het menselijk streven naar waarheid altijd de neiging van individuele geesten, van individuele persoonlijkheden, naar de ene of de andere van deze wereldbeschouwelijke nuances, en als gevolg daarvan werkt de eenzijdigheid van de verschillende wereldbeschouwingen van de verschillende tijdperken op de mensen in. Wat ik heb beschreven als de twaalf voornaamste wereldbeschouwingen moet men kennen als iets wat men werkelijk zo ziet, dat men als het ware steeds de ene wereldbeschouwing cirkelvormig naast de andere plaatst en ze als slapend beschouwt. Ze zijn mogelijk. Je moet ze kennen. Zij gedragen zich werkelijk zo dat zij een geestelijk beeld zijn van de dierenriem, die ons welbekend is. Zoals de zon door de dierenriem schijnt te gaan en andere planeten door de dierenriem lijken te gaan, zo is het mogelijk voor de menselijke ziel om door een geestelijke cirkel te gaan die twaalf wereldbeelden bevat. Ja, men kan zelfs de eigenaardigheden van deze wereldbeelden in verband brengen met de afzonderlijke tekens van de dierenriem. Deze correlatie is niet willekeurig, maar er is werkelijk een soortgelijke relatie tussen de afzonderlijke dierenriembeelden en de aarde als er is tussen deze twaalf wereldbeelden en de menselijke ziel. Dit is als volgt bedoeld.

In de eerste plaats kunnen wij niet spreken van een gemakkelijk te begrijpen relatie tussen bijvoorbeeld het dierenriembeeld Ram en de Aarde. Maar als de Zon, Saturnus of Mercurius zo staan dat zij vanaf de Aarde gezien in het teken Ram staan, hebben zij een ander effect dan wanneer zij zo staan dat zij in het teken Leeuw worden gezien. Dus het effect dat tot ons komt vanuit de kosmos, bijvoorbeeld van de individuele planeten, is verschillend afhankelijk van het feit of de individuele planeten het ene of het andere teken van de dierenriem bestrijken. Bij de menselijke ziel is het voor ons nog gemakkelijker de invloed van deze twaalf “geestelijke dierenriembeelden” te herkennen. Er zijn zielen die in zekere zin geneigd zijn alle invloed op de configuratie van hun innerlijk leven, op hun wetenschappelijke, filosofische of andere geestelijke richting, zodanig te laten doorwerken, dat zij het idealisme als het ware in de ziel op zich laten schijnen. Anderen laten hun ziel verlichten door materialisme, anderen door zinnelijkheid. Men is geen zinneprediker, materialist, spiritualist of pneumaticus omdat de ene of de andere opvatting juist is en men de juistheid van de ene of de andere opvatting kan zien, maar men is een pneumaticus, een spiritualist, een materialist of een zinneprediker omdat men in zijn ziel zo gezind is dat men verlicht wordt door het respectieve geestelijke dierenriembeeld. In deze twaalf spirituele dierenriembeelden hebben we dus iets dat ons diep kan binnenleiden in de manier waarop menselijke wereldbeelden tot stand komen, en dat ons diep kan binnenleiden in de redenen waarom mensen aan de ene kant ruzie maken over wereldbeelden, maar aan de andere kant geen ruzie moeten maken, maar veeleer moeten beseffen hoe het komt dat mensen verschillende wereldbeeldnuances hebben. Indien het echter voor bepaalde tijdperken noodzakelijk is het ene of het andere wereldbeeld strikt af te wijzen, zullen wij de reden daarvan in de lezing van morgen moeten uiteenzetten. Wat ik tot dusver heb gezegd, heeft dus betrekking op de vorming van het menselijk denken door de geestelijke kosmos van de twaalf geestelijke zodiakale beelden die als het ware in onze geestelijke kring rusten.

Maar er is nog iets anders dat het menselijk wereldbeeld bepaalt. U zult dit andere ding het beste begrijpen als ik u eerst het volgende laat zien.

Men kan in zijn ziel zo afgestemd zijn, ongeacht door welk van deze twaalf geestelijke dierenriembeelden men in de ziel verlicht wordt, dat men deze stemming van de ziel, die zich uitdrukt in de gehele configuratie van het wereldbeeld van deze ziel, gnosis kan noemen. Men kan een gnosticus zijn. Men is een gnosticus als men in de stemming is om de dingen van de wereld te kennen door bepaalde kennisvermogens die in de ziel zelf liggen, niet door de zintuigen en dergelijke. Men kan gnosticus zijn en b.v. een zekere neiging hebben om zich te laten verlichten door het beeld van de geest-dier-cirkel, dat wij hier spiritualisme hebben genoemd. Dan zal iemands gnostiek diep kunnen doorlichten in de verbindingen van de geestelijke werelden.

Maar men kan bijvoorbeeld ook een gnosticus van het idealisme zijn; dan zal men een bijzondere aanleg hebben om de idealen van de mensheid en de ideeën van de wereld duidelijk te zien. Er is ook een verschil tussen de ene en de andere persoon wat betreft het idealisme dat hij kan hebben. Zo is de een een idealist, die altijd spreekt van idealist te zijn, die alleen maar het woord ideaal, ideaal, ideaal uitspreekt, maar niet veel idealen kent, die niet het vermogen heeft de idealen werkelijk voor zijn ziel in scherpe contouren en met innerlijke visie op te roepen. Zulk een onderscheidt zich van de ander, die niet alleen van idealen spreekt, maar de idealen in zijn ziel weet te tekenen als een scherp geschilderd schilderij. Deze laatste, die het idealisme heel concreet innerlijk vastgrijpt, het even intens vastgrijpt als men uiterlijke dingen met de hand vastgrijpt, is een gnosticus op het gebied van het idealisme. Men zou ook kunnen zeggen: hij is een gnosticus in het algemeen, maar hij laat zich verlichten door het spirituele dierenriembeeld van het idealisme.

Maar men kan bijvoorbeeld ook een gnosticus van het idealisme zijn; dan zal men een bijzondere aanleg hebben om de idealen van de mensheid en de ideeën van de wereld duidelijk te zien. Er is ook een verschil tussen de ene en de andere persoon wat betreft het idealisme dat hij kan hebben. Zo is de een een idealist, die altijd spreekt van idealist te zijn, die alleen maar het woord ideaal, ideaal, ideaal uitspreekt, maar niet veel idealen kent, die niet het vermogen heeft de idealen werkelijk voor zijn ziel in scherpe contouren en met innerlijke visie op te roepen. Zulk een onderscheidt zich van de ander, die niet alleen van idealen spreekt, maar de idealen in zijn ziel weet te tekenen als een scherp geschilderd schilderij. Deze laatste, die het idealisme heel concreet innerlijk vastgrijpt, het even intens vastgrijpt als men uiterlijke dingen met de hand vastgrijpt, is een gnosticus op het gebied van het idealisme. Men zou ook kunnen zeggen: hij is een gnosticus in het algemeen, maar hij laat zich verlichten door het spirituele dierenriembeeld van het idealisme.

Er zijn ook gnostici van het materialisme. Het zijn echter vreemde gnostici. Maar men kan een gnosticus van het materialisme zijn in dezelfde zin als men een gnosticus van het realisme is; maar dit zijn mensen die alleen gevoel en gevoeligheid hebben voor alles wat materieel is, die proberen het materiële te leren kennen door direct contact, zoals de hond die aan de materialen ruikt en ze daardoor intiem leert kennen, en die eigenlijk een uitstekende gnosticus is met betrekking tot materiële dingen.

Men kan een gnosticus zijn voor alle twaalf wereldbeelden. Dat betekent dat als wij de gnosis juist willen plaatsen, wij een cirkel moeten trekken en de hele cirkel betekent dat de gnosis zich door alle twaalf wereldbeelden kan bewegen. Zoals een planeet zich door de twaalf dierenriembeelden beweegt, zo kan gnosis zich door alle twaalf wereldbeeldbeelden bewegen.

Er is een ander wereldbeeld stemming. Ik zeg hier “stemming”, terwijl ik anders spreek van “beelden”. En in meer recente tijden heeft men gedacht dat het moeilijk is om deze tweede wereldbeschouwelijke stemming op een lichte manier te leren kennen, omdat zij door Hegel werd voorgesteld in het geestelijke sterbeeld van het idealisme. Maar de manier van kijken naar de wereld, deze speciale wereldbeschouwelijke stemming die Hegel had, hoeft niet, zoals bij hem, alleen in de geestelijke constellatie van het idealisme te worden gevonden, maar kan weer door alle constellaties heen gaan. Het is de wereldbeschouwelijke stemming van het logisme. Deze wereldbeschouwelijke stemming van het logisme bestaat er bij voorkeur in, dat de ziel in staat is werkelijke gedachten, begrippen en ideeën in zich aanwezig te laten zijn, deze gedachten en ideeën zo in zich aanwezig te laten zijn, dat zo’n ziel van het ene begrip of de ene gedachte naar het andere komt, zoals men, wanneer men naar een organisme kijkt, van het oog naar de neus en naar de mond komt, en dit alles als bij elkaar horend beschouwt, zoals dat bij Hegel het geval is, waar alle begrippen die hij kan vatten zich schikken in één groot Begnifsorganismus. Dat is een logisch organisme van concepten. Hegel was eenvoudig in staat om alles wat in de wereld te vinden is als gedachte op te zoeken en te assimileren, om gedachte met gedachte aaneen te rijgen en er een organisme van te maken: Logisme! Men kan het logisme vormen zoals Hegel deed, in de constellatie van het idealisme, men kan het vormen zoals Fichte deed, in de constellatie van het psychisme, en men kan het vormen in andere geestelijke constellaties. Nogmaals, het logisme is iets dat als een planeet door de dierenriembeelden trekt, dat in een cirkel door de twaalf spiritueel-dierlijke constellaties trekt.

Een derde stemming van de ziel die wereldbeelden maakt, kan bijvoorbeeld bestudeerd worden bij Schopenhauer. Terwijl de ziel van Hegel, wanneer zij naar de wereld kijkt, zo is afgestemd, dat allereerst alles wat in de wereld een begrip is, in deze Hegeliaanse ziel als logisme ontstaat, grijpt Schopenhauer door de bijzondere stemming van zijn ziel alles aan wat in de ziel wilsbekwaam is. Wilsbekwaam zijn voor hem de krachten der natuur, de hardheid van steen, enzovoort. Alles wat werkelijkheid is, wordt wil bij hem. Dit komt door de speciale stemming van zijn ziel. Nu kan zo’n wereldbeeld van de wil, zo’n wereldbeeldstemming van de wil, op zijn beurt worden beschouwd als een planeet die door alle twaalf geestelijke dierenriembeelden gaat. Ik noem dit wereldbeeld stemming Voluntanisme. Het is de derde wereldbeschouwelijke stemming. Schopenhauer was een Voluntanist, en in zijn ziel was hij bij voorkeur zo gevormd dat hij zich blootstelde aan het geestelijke sterbeeld van het psychisme. Zo ontstond Schopenhauers eigenaardige metafysica van de wil: voluntarisme in het mentale sterbeeld van het psychisme.

Stel dat iemand een voluntarist was en bijzonder geneigd tot het spirituele sterbeeld van het monadisme. Dan zou hij niet, zoals Schopenhauer, de wereld baseren op een eenheidsziel, die eigenlijk de wil is, maar hij zou de wereld baseren op vele monaden, die echter wezens van de wil zijn. Deze wereld van het monadologisch voluntarisme werd op de mooiste, scherpzinnigste en, zou ik zeggen, intiemste manier ontwikkeld door de Oostenrijkse dichter-filosoof Hamerling. Hoe komt het dat u in Hamenling’s “Atomistik des Willens” zo’n eigenaardige neiging heeft? Door het feit dat zijn ziel vrijwillig was afgestemd en dat hij zich bij voorkeur blootstelde aan het spirituele sterbeeld van het monadisme. Als we tijd hadden, zouden we voorbeelden kunnen geven van elke gemoedstoestand van de ziel in elk sterrenbeeld. Ze zijn in de hele wereld te vinden.

Een bijzondere stemming van de ziel is deze, die niet geneigd is veel na te denken of zich af te vragen of er nog dit of dat achter de schijn is, zoals bijvoorbeeld de gnostische stemming doet, of zoals de logische of de voluntaristische stemming doet, maar die eenvoudig zegt: ik wil in mijn wereldbeeld opnemen datgene wat mij in de wereld confronteert, datgene wat zich aan mij toont, datgene wat zich uitwendig aan mij openbaart. Dit kan op alle gebieden, d.w.z. door alle geestelijke sterbeelden. Je kunt het doen als een materialist, waarbij je alleen rekening houdt met wat zich uiterlijk aan je voordoet; je kunt het ook doen als een spiritualist. Je probeert niet een speciaal verband te vinden achter de verschijnselen, maar laat de dingen op je afkomen en wacht op wat zich aandient. Zo’n stemming van de ziel kan empirisme genoemd worden. Empirisme is een stemming van de ziel die eenvoudigweg de ervaring aanvaardt zoals ze zich aandient. Men kan een Empirist zijn door alle twaalf Spirituele Constellaties heen. Empirisme is de vierde stemming van de ziel die door alle twaalf mentale constellaties kan gaan.

Op dezelfde manier kan men voor de wereldbeschouwing zo’n stemming van de ziel ontwikkelen, die niet tevreden is met wat de ervaring die men confronteert, wat de ervaring waaraan men wordt blootgesteld, oplevert, zoals bij het empirisme het geval is; maar men kan tegen zichzelf zeggen, dat wil zeggen, men kan door de stemming van de ziel als een innerlijke noodzaak aanvoelen: de mens is in de wereld geplaatst; in zijn eigen ziel ervaart hij iets over de wereld dat hij niet uiterlijk kan ervaren. Pas dan geeft de wereld zijn geheimen prijs. Men kan om zich heen kijken, maar men ziet niet de geheimen die de wereld bevat. Zo’n stemming van de ziel kan vaak zeggen:
Wat heb ik aan gnosis, die zich met alle moeite tot een soort visioen worstelt? De dingen van de uiterlijke wereld waarover men een visie heeft, kunnen het ware niet openbaren. Hoe helpt logisme mij om een wereldbeeld te vormen? Logisme drukt niet de essentie van de wereld uit. Wat heb je aan speculaties over het testament? Het doet alleen afbreuk aan het kijken naar de diepten van je eigen ziel. En men kijkt niet in deze diepten wanneer de ziel dat wil, maar juist wanneer zij toegewijd willoos is. Dus zelfs voluntarisme is niet de stemming van de ziel waar ik hier op doel, evenmin als empirisme, het louter kijken of luisteren naar wat de ervaring geeft, maar het innerlijk zoeken, wanneer de ziel rustig is geworden, als God in de ziel straalt. Ziet u, deze stemming van de ziel kan mystiek genoemd worden.

Je kunt een mysticus zijn in alle twaalf spirituele constellaties. Het zal zeker niet bijzonder gunstig zijn als men een mysticus van het materialisme is, d.w.z. als men niet het geestelijke, het spinitueele, maar het stoffelijke innerlijk ervaart. Want een mysticus van het materialisme is eigenlijk iemand die een bijzonder fijn gevoel heeft verworven, bijvoorbeeld voor het soort toestand waarin men komt als men geniet van de een of andere stof. Het is iets anders wanneer men, wil ik zeggen, geniet van het sap van een plant of dat van een andere plant en nu wacht om te zien welke uitwerking het heeft op het organisme. Zo groeit men in zijn ervaring samen met de materie, wordt men een mysticus van de materie. Het kan zelfs zijn dat dit een “bewustwording” voor het leven kan worden, een bewustwording op zo’n manier voor het leven dat men volgt op welke manier de ene of de andere stof, die afkomstig is van deze of die plant, een speciale uitwerking heeft op het organisme; want de ene heeft een speciale uitwerking op dit orgaan, de andere op dat orgaan. En zo is een mysticus van het materialisme een eerste vereiste voor het onderzoek van de afzonderlijke stoffen met betrekking tot hun genezende kracht. Men merkt wat de stoffen in het organisme doen. Men kan een mysticus van de materiële wereld zijn, men kan een mysticus van het idealisme zijn. Een gewone idealist of een gnostische idealist is geen mysticus van het idealisme. Een mysticus van het idealisme is iemand die vooral in zijn eigen ziel de mogelijkheid heeft om de idealen van de mensheid uit innerlijk verborgen bronnen naar boven te halen, ze als een innerlijk goddelijke aan te voelen en ze als zodanig voor de ziel te plaatsen. Een mysticus van het idealisme is, bijvoorbeeld, Meister Eckhart.

Nu kan de ziel zo afgestemd zijn dat zij zich niet bewust kan worden van datgene wat in haar opkomt en wat de eigenlijke innerlijke oplossing van de raadselen van de wereld lijkt te zijn, maar een ziel kan zo afgestemd zijn dat zij tegen zichzelf zegt: Ja, in de wereld is er iets achter alle dingen, zoals achter mijn eigen persoonlijkheid en wezen, voor zover ik dit wezen waarneem. Maar ik kan geen mysticus zijn. De mysticus gelooft dat dit in zijn ziel stroomt.

Ik voel het niet in mijn ziel stromen; ik voel alleen dat het daar moet zijn, daarbuiten. In deze stemmingen van de ziel veronderstelt men dat er buiten onze ziel en buiten wat onze ziel kan ervaren, de essentie van de dingen is; maar men veronderstelt niet dat deze essentie van de dingen de ziel zelf kan binnentreden, zoals de mysticus veronderstelt. Als men dit doet, dan is men – misschien het beste woord ervoor – een transcendentalist. Men gaat ervan uit dat het wezen der dingen transcendent is, maar dat het niet in de ziel kan binnendringen, zoals de mysticus veronderstelt. Dus: transcendentalisme. De stemming van de transcendentalist is van dien aard dat hij het gevoel heeft: Wanneer ik de dingen waarneem, komt de essentie van de dingen tot mij; alleen de waarneming zelf is niet deze essentie. De essentie is achter, maar het komt tot de mens.

Nu kan de mens, met zijn waarnemingen, met al zijn kenvermogens, als het ware het wezen der dingen nog meer wegduwen dan de transcendentalist doet. Men kan zeggen:
Voor het menselijke uiterlijke kenvermogen is het wezen der dingen in het geheel niet bereikbaar. De transcendentalist zegt: Als je met je oog rood en blauw ziet, is wat je ziet als rood en blauw niet de essentie van de dingen; maar daarachter wel. Je moet je ogen gebruiken, dan zul je doordringen tot de essentie van de dingen. Daarachter zit de essentie. Deze stemming van de ziel, die ik nu bedoel, wil echter niet leven in het transcendentalisme, maar zegt: men mag rood of blauw of deze of gene toon ervaren zoveel men wil, dit alles drukt niet het wezen der dingen uit. Dat is alleen verborgen daarachter. Waar ik waarneem, komt de essentie van dingen helemaal niet aan de orde. Wie zo spreekt, spreekt op dezelfde manier als wij gewoonlijk spreken, die zeker op het standpunt staan: De essentie van de dingen wordt niet uitgedrukt in de uiterlijke verschijning van de zintuigen, in de Maya. Wij zouden transcendentalisten zijn als wij zeiden: De wereld spreidt zich rondom ons uit, en deze wereld kondigt overal de essentie aan. Dat zeggen we niet. Wij zeggen: Deze wereld is Maja, en men moet het innerlijke wezen der dingen op een andere wijze zoeken dan door de uiterlijke waarneming der zintuigen en de gewone middelen van kennisverwerving:
Occultisme, de zieleroerselen van het occultisme.

Nogmaals, men kan occultist zijn via alle spirituele dierenriemtekens. Men kan zeker een occultist zijn, zelfs van het materialisme. Ja, de rationele naturalisten van vandaag zijn allemaal occultisten van het materialisme, want zij spreken over atomen. Maar als zij niet onredelijk zijn, zal het niet bij hen opkomen om te beweren dat men het atoom met welke methode dan ook kan bereiken. Het atoom blijft in het occulte. Ze worden niet graag occultist genoemd, maar ze zijn het wel in de ruimste zin van het woord.

Andere wereldbeschouwelijke stemmingen dan deze zeven, die ik hier heb opgenomen, kunnen in wezen niet bestaan, alleen overgangen van de ene naar de andere. Wij moeten dus niet alleen twaalf verschillende wereldbeschouwelijke nuances onderscheiden die ons als in ruste tegemoet treden, maar in elk van deze wereldbeschouwelijke nuances is een heel bijzondere stemming van de menselijke ziel mogelijk. Hieruit kunt u opmaken hoe enorm gevarieerd het wereldbeeld van menselijke persoonlijkheden kan zijn. Elk van deze zeven wereldbeschouwelijke stemmingen kan op een speciale manier worden ontwikkeld, maar elk van deze wereldbeschouwelijke stemmingen is weer eenzijdig in de ene of de andere nuance. Wat ik hier heb opgetekend is inderdaad, op geestelijk gebied, de correlatie van datgene wat uiterlijk in de wereld de relatie is tussen de dierenriembeelden en de planeten, zoals we die zojuist in de geesteswetenschap vaak hebben genoemd als de zeven bekende planeten, en zo hebben wij een beeld, een uiterlijk beeld als het ware, dat wij niet hebben geschapen, maar dat binnen de kosmos staat, voor de relaties van onze zeven wereldbeschouwelijke stemmingen met onze twaalf wereldbeschouwelijke nuances En wij zullen dit beeld juist aanvoelen als wij het op de volgende manier aanvoelen.

Laten wij beginnen met het idealisme en dit de geestelijke dierenriem van de Ram noemen, en op dezelfde wijze het rationalisme Stier, het mathematisme Tweelingen, het materialisme Kreeft, het sensualisme Leeuw, het fenomenalisme Maagd, het realisme Weegschaal, het dynamisme Schorpioen, het monadisme Boogschutter, het spiritualisme Steenbok, het pneumatisme Waterman, het psychisme Vissen. De relaties die bestaan tussen de individuele dierlijke vleselijke beelden in relatie tot het uiterlijke ruimtelijk-materiële zijn in feite aanwezig tussen deze wereldbeelden op het gebied van de geest. En de relaties die de door ons aangewezen afzonderlijke planeten in hun cirkels langs de dierenriem aangaan, komen overeen met de relaties die de zeven wereldbeschouwelijke stemmingen aangaan, maar wel zodanig dat wij Gnosis als Saturnus, Logisme als Jupiter, Voluntarisme als Mars, Empinisme als de Zon, Mystiek als Venus, Transcendentalisme als Mercurius en Occultisme als de Maan kunnen ervaren.

Nu gebeurt het maar al te vaak in de wereld dat mensen weinig streven naar all-roundheid. Als men de waarheid ernstig nam, zou men in staat moeten zijn de twaalf nuances van wereldbeschouwing in zijn ziel weer te geven, en men zou daarvan iets bij zichzelf moeten hebben ervaren: Hoe ervaart het zichzelf als een Gnosticus? Hoe ervaart zij zichzelf als logicus, als voluntarist, als empiricus, als mysticus, als transcendentalist? En hoe ervaart het zichzelf als een occultist? In principe moet iedereen die werkelijk wil doordringen in de geheimen van de wereld in de zin van spiritueel onderzoek dit op proef doormaken. En al is wat geschreven staat in “Hoe verkrijgt men kennis van de hogere werelden?” niet precies toegesneden op deze uiteenzettingen, toch wordt alles erin beschreven, alleen vanuit andere gezichtspunten, die ons kunnen leiden naar de afzonderlijke stemmingen die hier beschreven worden met de Gnostische stemming, met de Jupiterstemming enzovoorts.

Het gebeurt dikwijls in de wereld dat de mens zo eenzijdig is dat hij zich slechts aan één sterrenbeeld of één stemming blootstelt. Vooral grote mensen op het gebied van wereldbeelden hebben maar al te vaak deze eenzijdigheid. Hamerling, bijvoorbeeld, is een uitgesproken voluntaristische monadist of een monadologische voluntarist, Schopenhauer een uitgesproken voluntaristische psychicus. Het zijn juist de grote mannen die als het ware hun ziel zo hebben ingesteld dat hun planetaire wereldbeschouwelijke stemming zich in een welbepaalde geestelijke constellatie bevindt. Voor anderen is het veel gemakkelijker om in het reine te komen met de verschillende standpunten, zoals dat heet. Maar het kan ook gebeuren dat mensen als het ware van verschillende kanten gestimuleerd worden voor hun wereldbeeld, voor wat zij als hun wereldbeeld instellen. Het kan bijvoorbeeld gebeuren dat iemand een goed logist is, maar dat zijn logistische stemming in het geestelijke sterbeeld van het sensualisme ligt. Hij kan een goede empirist zijn, maar zijn empiristische stemming staat in de constellatie van het mathematisme. Dit kan gebeuren. Als dit zo is, dan stelt men een zeer specifiek wereldbeeld op. Op dit moment hebben we dit wereldbeeld, dat is ontstaan doordat iemand zijn Zon, spiritueel gesproken, in Tweelingen heeft geplaatst en zijn Jupiter in Jupiter.
in Tweelingen en zijn Jupiter in Leeuw; dat is Wundt. En men zal alle afzonderlijke dingen die in de filosofische literatuur van Wundt voorkomen, begrijpen wanneer men het geheim van zijn specifieke zielsconfiguratie heeft ontdekt.

Het is bijzonder gunstig wanneer een mens de verschillende stemmingen van de ziel – occultisme, transcendentalisme, mystiek, empinisme, voluntarisme, logisme, gnosis – werkelijk op zo’n geoefende manier heeft ervaren dat hij ze kan visualiseren, hun uitwerking als het ware meteen kan voelen, en dan al deze stemmingen tegelijk kan plaatsen in het ene sterrenbeeld van het fenomenalisme, in Maagd. Er verschijnt werkelijk voor hem, als in verschijnselen, met een zeer bijzondere grandioosheid, datgene wat hem op een vreemde manier de inhoud van het wereldbeeld kan openbaren. Als men de afzonderlijke wereldbeschouwelijke stemmingen op dezelfde manier achter elkaar plaatst ten opzichte van een andere constellatie, is dat in eerste instantie niet zo geldig. Daarom heeft men in vele oude mysteriescholen juist deze stemming, die ik zojuist heb beschreven in die zin dat alle planeten van de ziel als het ware in het geestelijke sterrenbeeld Maagd staan, voor de leerlingen tot stand gebracht, omdat zij daardoor het gemakkelijkst tot de wereld zijn doorgedrongen. Zij begrepen de verschijnselen, maar zij begrepen ze gnostisch; zij waren in staat om achter de verschijnselen van het denken te komen. Zij hebben de wil niet ruw opgevat. Dat zou alleen zijn wanneer de zielestemming van vrijwilligheid op Schorpioen is ingesteld. Kortom, door de constellatie die gegeven wordt door de ziele-wereldbeeldtendensen, die het planetaire element vormen, en door de wereldbeeldnuances, die het element vormen van de geestelijke cirkel, wordt dat voortgebracht wat de mens door de wereld voert als zijn wereldbeeld in elke incarnatie.

Er is echter nog één ding. Dat wil zeggen dat deze wereldbeschouwingen reeds zeer vele nuances bevatten, als men alle combinaties zoekt, nog gewijzigd door het feit dat zij alle een vrij bepaalde toon kunnen krijgen. Maar op dit gebied van toon hebben we slechts drie dingen te onderscheiden. Alle wereldbeelden, alle combinaties die zo ontstaan, kunnen weer op drie manieren verschijnen. In de eerste plaats kunnen zij theïstisch zijn, zodat ik wat in de ziel opduikt moet aanduiden als gezond theïsme. Zij kunnen van dien aard zijn dat wij, in tegenstelling tot het theïsme, de toon van de ziel Intuitisme moeten noemen. Theïsme ontstaat wanneer de mens zich vastklampt aan al het uiterlijke om zijn God te vinden, wanneer hij zijn God zoekt in het uiterlijke. Het oud-Hebreeuwse monotheïsme was bij voorkeur een theïstisch wereldbeeld. Intuïtisme ontstaat wanneer de mens zijn wereldbeeld bij voorkeur zoekt via wat intuïtief in hem opgaat. Er is een derde toon aan deze twee; dat is Natunalisme.

Deze drie zieletinten hebben ook een beeld in de uiterlijke wereld van de kosmos, en zij gedragen zich in de menselijke ziel net als de zon, de maan en het einde, zodat het theïsme overeenkomt met de zon, nu de zon wordt opgevat als een vaste ster, dat het intuïtionisme overeenkomt met de maan en het natunalisme met het einde. Wie verder gaat dan de schijn van de wereld en zegt: Als ik naar buiten kijk, openbaart zich aan mij de God die de wereld vervult in dit alles, de aardmens die opstaat als hij in de stralen van de zon komt, is de theïst. De man die niet verder gaat dan de processen van de natuur, maar stopt bij de afzonderlijke verschijnselen, zoals de man die nooit zijn ogen opheft naar de zon, maar alleen kijkt naar wat de zon voor hem op aarde voortbrengt, is de naturalist. Hij die het beste zoekt, opdat hij het volgens zijn intuïties kan laten opkomen, is als de intuïtionistische dichter die tot de maan zingt en in zijn ziel gestimuleerd wordt door het zilverachtige, milde maanlicht, en kan met hem vergeleken worden. Zoals men het maanlicht kan relateren aan de verbeelding, zo moet men de occultist, de Intuitist, zoals hij hier bedoeld wordt, relateren aan de maan.

Tot slot is er nog iets bijzonders. Dit is echter slechts in één enkel element aanwezig, wanneer de mens, als het ware ten opzichte van alle wereldbeschouwingen, zich geheel alleen houdt aan datgene wat hij in of rond of in zichzelf kan ervaren. Dat is antropomorfisme.

Zij komt overeen met de aarde, als wij haar als zodanig beschouwen, los van de vraag of zij omgeven is door de zon, de maan of iets anders. Zoals wij de aarde op zichzelf kunnen beschouwen, zo kunnen wij met betrekking tot wereldbeschouwingen met niets anders rekening houden dan met wat wij als mens in onszelf kunnen vinden. Dan zal het antropomorfisme, dat zo overheersend is in de wereld, de kop opsteken. Als we verder gaan dan wat de mens is, net zoals we naar de zon en de maan moeten gaan om het uiterlijk van de aarde te verklaren, wat de huidige wetenschap niet doet, komen we ertoe drie dingen te moeten erkennen als gerechtvaardigd naast elkaar: Theïsme, Intuitisme en Natunalisme. Want het is niet dat men één van deze tonen aanhoudt, maar dat men ze samen laat klinken, wat overeenkomt met wat waarheid is. En zoals onze engere lichamelijkheid met zon, maan en aarde weer geplaatst wordt in de zeven planeten, zo wordt het antropomorfisme als volgend wereldbeeld geplaatst in datgene wat samen kan klinken uit theïsme, intuïtisme en naturalisme, en dit weer samen in datgene wat samen kan klinken uit de zeven gemoedstoestanden van de ziel. En deze zeven stemmingen van de ziel worden genuanceerd volgens de twaalf tekens van de dierenriem.

Zoals u ziet, is volgens de naam, en alleen volgens de naam, niet één wereldbeeld waar, maar zijn 12 + 7 = 19 + 3 = 22 + 1 = 23 wereldbeelden gerechtvaardigd. We hebben drieëntwintig gerechtvaardigde namen voor wereldbeelden. Maar al het andere kan nog voortvloeien uit het feit dat de corresponderende planeten rondlopen in de twaalf geestelijke dierenriemen.

En tracht nu uit hetgeen nu is uiteengezet een gevoel te verwerven voor de taak die de geesteswetenschap heeft om vrede te stichten binnen de verschillende wereldbeelden, om vrede te stichten vanuit het besef dat de wereldbeelden op een bepaalde manier verklaarbaar zijn met elkaar, in hun onderlinge wisselwerking, maar dat zij alleen niet tot de innerlijke waarheid kunnen leiden als zij eenzijdig blijven; maar dat men als het ware de waarde van de waarheid van de verschillende wereldbeelden innerlijk moet ervaren om werkelijk in het reine te komen, kunnen we zeggen, met de waarheid. Zoals men kan denken aan de fysieke kosmos: de dierenriem, het planetenstelsel, de zon, de maan en de aarde samen, de aarde voor zichzelf, zo kan men denken aan een spiritueel universum: antropomorfisme, theïsme, intuïtisme, naturalisme, gnosis, logisme, voluntarisme, empirisme, mysticisme, transcendentalisme, occultisme; en dit alles door de twaalf spirituele dierenriembeelden heen. Dit is er, alleen is het er geestelijk. Zo waar als de fysische kosmos fysisch aanwezig is, zo waar is deze geestelijk aanwezig.

In die hersenhelft die de anatoom aantreft, en waarvan men inderdaad kan zeggen dat hij halfrond is, werken die uitwerkingen van de geestelijke kosmos door, die uit de bovenste nuances voortkomen. Anderzijds is er een onzichtbaar deel van de hersenen, dat alleen zichtbaar is wanneer men naar het etherisch lichaam kijkt; dit wordt bij voorkeur beïnvloed door het lagere deel van de geestelijke kosmos. (Zie het schema op blz. 63.) Maar hoe is deze invloed? Laten we zeggen dat iemands logica is afgestemd op sensualisme, dat zijn empirisme is afgestemd op wiskunde.

Wat zo ontstaat, geeft krachten die in zijn hersenen werken, en dat bovenste deel van zijn hersenen is dan bijzonder actief en overstemt de andere. Ontelbare nuances van hersenactiviteit ontstaan doordat de hersenen als het ware in de geestelijke kosmos zwemmen en de krachten op deze wijze in de hersenen inwerken, zoals wij nu hebben kunnen illustreren. De menselijke hersenen zijn zo veelzijdig als maar kan volgens de combinaties die uit deze geestelijke kosmos voortvloeien. Wat zich in dat lagere deel van de geestelijke kosmos bevindt, heeft niet eens invloed op het fysieke brein, maar op het etherische brein.

Wanneer men over dit alles spreekt, kan men het beste zeggen dat het gevoel voor het oneindige van de wereld, voor het kwalitatief prachtige van de wereld, voor de mogelijkheid dat men als mens in oneindige verscheidenheid in deze wereld kan bestaan, voor hem opengaat. Waarlijk, als wij alleen dit kunnen overwegen, dan kunnen wij reeds tegen onszelf zeggen: Er is zeker geen gebrek aan mogelijkheden dat wij anders kunnen zijn in onze verschillende incarnaties die wij op aarde moeten doormaken. En we kunnen er ook van overtuigd zijn dat hij die op deze manier naar de wereld kijkt, juist door zo’n kijk op de wereld tot uitspraken komt: Oh, hoe rijk, hoe grandioos is de wereld! Wat een geluk om er steeds meer, steeds meer, steeds veelvuldiger aan deel te hebben, aan zijn wezen, zijn gevolgen, zijn streven!