Het goud van antroposofie

Op kerstavond 1923 wordt in het Goetheanum in Dornach (Zwitserland) de antroposofische vereniging opnieuw opgericht. Op 13 januari 1924 schrijft Rudolf Steiner in het mededelingenblad voor de leden de volgende woorden die in essentie het goud van de antroposofie kernachtig verwoorden. Daarna zal ik in eigen woorden proberen uit te drukken hoe dit voor mij (Jan Verhoeven) is.

De Antroposofische Vereniging een vorm te geven zoals de antroposofische beweging die voor haar ontwikkeling en verzorging nodig heeft: was het doel van de zojuist beëindigde kerstconferentie aan het Goetheanum. Abstracte richtlijnen of statuten kan een dergelijke vereniging niet hebben. Want zij is gegrondvest op de inzichten in de geestelijke wereld,  zoals die door de antroposofie gegeven worden. In deze inzichten vindt een groot aantal mensen al voldoende inspiratie voor hun geestelijke idealen. En in de sociale verbinding met andere gelijkgestemden in deze richting ligt wat de zielen nodig hebben. Want in het wederzijds geven en nemen op geestelijk gebied ontwikkelt zich het ware wezen van het mensenleven. Het is daarom vanzelfsprekend dat mensen die antroposofie in hun leven willen opnemen, door middel van een vereniging deze antroposofie tot leven willen brengen.

Maar ook al heeft de antroposofie haar wortels in de geestelijke wereld, toch zijn dat slechts haar wortels. Haar takken, haar bladeren, bloesems en vruchten groeien tot in alle gebieden van het menselijk leven en handelen. Met de gedachten, die wezens en wetten van het geestelijk bestaan openbaren, doet zij een roep klinken in de diepten van de scheppende mensenziel: die wordt daarmee tot creativiteit geroepen. De kunst wordt van alle zijden gestimuleerd. – Zij laat de warmte, die van het opzien naar de geestelijke wereld uitstroomt, in de harten vloeien: een religieus orgaan ontwaakt in overgave aan het goddelijke in de wereld. De religie krijgt een diepe verinnerlijking. – Zij opent haar bronnen en de door liefde gedragen mensenwil kan daaruit putten. Zij maakt de liefde van mens tot mens weer levend en wordt daarmee scheppend werkzaam in impulsen van het zedelijk handen en de werkelijk sociale levenspraktijk. – Zij bevrucht de blik in de natuur door de kiemende kracht van wat in de geest geschouwd wordt en maakt daardoor uit het kale weten over de natuur een werkelijk inzicht in haar wezen.

Door dit alles worden door de antroposofie talloze levensopgaven gewekt. Maar deze opgaven kunnen pas in bredere kringen van de menselijke samenleving doordringen, als ze kunnen uitgaan vanuit het verzorgende en levenwekkende element in een vereniging.

Bron: GA 260-a brief van 13 januari 1924, eerste gedeelte.

Wij en de wereld waarin wij leven zijn verbonden met en doordrongen van de geestelijke wereld. Deze geestelijke wereld is geen abstractie maar een gemeenschap van geestelijke wezens die onderling samenwerken. Deze wezens zijn werkzaam in de kosmos, de aarde en alles wat er op de aarde is en leeft. Zijn werkzaam in mensen, dieren, planten en gesteenten, in de groei en bloei en zaadvorming, de wolken, de wind en de seizoenen.

Wij zijn als mens een geestelijke wezen dat is geïncarneerd op aarde tot in de materie maar zijn tegelijk verbonden met de geestelijke wereld en haar wezens. Zowel tijdens ons leven op aarde als tijdens ons leven in de geestelijke wereld (voor onze geboorte en na onze dood).

Onze taak en bestemming als mens is om van de kosmos van wijsheid en kosmos van liefde te maken. Onze unieke bijdrage als mens is dat we dit als vrije wezens doen die ook kunnen kiezen voor het kwaad of slaaf worden van het kwaad. Wij kunnen ook in vrijheid kiezen voor het goede en zo het kwaad en alle in de materie gebannen wezen bevrijden en terugbrengen naar de wereld van de liefdevolle God.

Christus is verbonden met onze wereld en leeft in elke van ons en in de natuur die ons omringt. Door een liefdevolle interesse voor het zieleleven en geestesleven van de mensen die wij ontmoeten, wordt deze ontmoeting een sacrament waarin we de verbinding met Christus en met elkaar en de hele schepping bewust beleven. Van daaruit gaat een zegenende werking uit in ons sociale en natuurlijke leven.

De geestelijke wereld is kenbaar en wij kunnen de geestelijke wezens die samen deze geestelijke wereld vormen wezenlijk ontmoeten. De antroposofie bevat kiemen om tot deze wezenlijke en sacrale ontmoeting te komen. Dit werkt door in hoe wij omgaan met geboorte en dood, met voeding en opvoeding, met kunst, met het leven en werken op aarde en met de natuur.

Antroposofie is geen vervanging voor religie of wetenschap maar kan dit alles verrijken vanuit een liefdevol bewustzijn dat wil verbinden, heiligen en ontmoeten.