GA 193, Der innere Aspekt des sozialen Rätsels, Rudolf Steiner, derde voordracht, Zürich, 11 februari 1919
De Christus houdt niet op zich steeds weer aan de mensheid te openbaren tot het einde van de aardse dagen. En zo spreekt hij vandaag tot degenen die hem zullen horen: Wat een van de minste van je broers ook denkt, je moet zien dat ik in hem denk en dat ik met je meeleef, waarbij ik de gedachte van de ander meet aan die van jou, met een sociale interesse voor wat er in de andere ziel gebeurt. Wat je vindt als mening, als een visie op het leven in een van de minste van je broeders, daarin zoek je mij zelf op. Zo spreekt in ons gedachtengoed de Christus die zich op een nieuwe manier wil openbaren aan de mensen van de 20e eeuw nu we de tijd naderen.
Ik heb vandaag al acht dagen geleden gezegd dat wij, als mensen die geïnteresseerd zijn in de antroposofische beweging, datgene wat nodig is voor de hedendaagse mensheid om een oordeel te kunnen vellen, om de mogelijkheid van een uitspraak te krijgen, aanzienlijk kunnen verdiepen en ook beter kunnen begrijpen. We kunnen sommige dingen dieper begrijpen dan mogelijk is binnen het grote publiek. Tot op zekere hoogte kunnen we onszelf zien als een soort zuurdesem, als ik het bijbelse woord mag gebruiken, zodat ieder van ons, op zijn of haar eigen plaats, probeert bij te dragen, vanuit een dieper gevoel of impuls, aan datgene wat het meest nodig is voor de tijd.
Als we ons herinneren wat er gezegd is als de basistoon in de openbare lezingen, zullen we merken dat het vooralsnog gaat om het streven naar een zekere verdeling van het sociale organisme. Ik zeg altijd dat we moeten streven naar een bepaalde verdeling van wat onder invloed van bepaalde moderne trends gecentraliseerd is, niet om van vandaag op morgen revolutionair te werk te gaan, maar om te streven naar een bepaalde verdeling. Het doel is dat in plaats van de zogenaamde eenheidsstaat, in vrije onafhankelijkheid naast de anderen, een speciaal deel van het sociale organisme ontstaat, dat alles omvat wat met het geestelijke leven te maken heeft: Educatie van het volk, onderwijs, kunst, literatuur, maar ook, zoals ik al heb aangegeven en zoals morgen in openbare lezingen aan de orde zal komen, datgene wat te maken heeft met de administratie van het privaat- en strafrecht. Een tweede lid van het sociale organisme in engere zin zou dan datgene moeten zijn dat vroeger de staat werd genoemd, en waaraan de laatste tijd, juist uit de stroming van de laatste vierhonderd jaar, van alles is aangerekend: staatsscholen, staatsonderwijs, enzovoort. Maar het is ook precies onder invloed van socialistische en socialistische ideeën dat er nu geprobeerd wordt het economische leven en, in de meest vooraanstaande zin, het politieke juridische leven te verenigen. Die twee moeten weer eens uit elkaar gaan. De politieke staat moet het tweede lid van het sociale organisme zijn, en de onafhankelijke, relatief onafhankelijke staat moet het tweede lid van het sociale organisme zijn.
Nu willen we deze zaak bekijken vanuit een standpunt dat nog niet gemakkelijk toegankelijk is voor degenen die niet in onze beweging zijn, en we willen dit naar een bepaald hoogtepunt brengen, zodat vanuit dit hoogtepunt een dieper inzicht in de situatie van de mensheid van vandaag kan worden verkregen. Kijk maar naar wat men het geestelijk leven in aardse zin noemt. Het geestelijk leven in aardse zin is alles wat ons op een of andere manier boven het individuele menselijke egoïsme verheft en ons samenbrengt met groepen andere mensen. Neem als het belangrijkste aardse geestelijke leven voor de meerderheid van de mensen vandaag de dag het geestelijke leven dat de verbinding met het geestelijke leven boven het aardse niveau moet overbrengen, neem het religieuze leven zoals het gebeurt met de mensen in de afzonderlijke religieuze gemeenschappen. Op een bepaalde manier wordt een persoon samengebracht met andere mensen door zijn spirituele behoeften, en soortgelijke spirituele behoeften verbinden hem dan met deze andere mensen. Door middel van onderwijs zorgt de ene persoon voor de andere persoon in het geestelijke en spirituele domein. Als we een boek lezen, worden we ook buiten ons individuele, egoïstische leven geleid door niet alleen de gedachten van de auteur alleen te absorberen, maar, als het maar een half gelezen boek is, dezelfde gedachten te absorberen met tal van andere mensen, wat ons op zijn beurt weer in een bepaalde groep van mensen plaatst die soortgelijke dingen in de ziel ervaren. Dat is een belangrijk kenmerk van het geestelijk leven, dat dit geestelijk leven geboren is uit volledige vrijheid, uit het individuele initiatief van het individu, maar dat dit aardse geestelijk leven de mens samenbrengt met andere mensen, groepen van mensen worden gevormd uit het geheel van de mensen.
Maar dit zegt al één ding voor degenen die op zoek zijn naar een dieper begrip, iets dat elke vorm van dergelijk samenleven dicht bij de centrale gebeurtenis van de ontwikkeling van de hele aarde brengt, het mysterie van Golgotha. Want sinds het mysterie van Golgotha in de ontwikkeling van de aarde plaatsvond, behoort alles wat met het menselijk samenleven te maken heeft in zekere zin tot deze Christusimpuls. Dit is het essentiële, dat de Christusimpuls niet van de individuele mens is, maar van het menselijk samenleven. Het is, in de zin van de Christus Jezus zelf, een grote fout om te geloven dat de individuele mens een directe relatie met de Christus kan hebben. Het wezenlijke is dat de Christus heeft geleefd, is gestorven, is opgestaan voor de mensheid, voor datgene wat de mensheid als geheel is. Daarom is sinds het mysterie van Golgotha onmiddellijk rekening gehouden met de gebeurtenis van Christus – we zullen hier later op terugkomen, als er een soort van menselijk samenleven is ontwikkeld. Het geestelijk leven op aarde, dat voortkomt uit de meest individuele, uit de persoonlijke menselijke gaven en talenten, komt ook dichter bij het Christusgebeuren voor hen die de wereld echt begrijpen.
Maar laten we nu eerst eens kijken naar dit aardse geestelijke leven voor zichzelf: het religieuze leven, de school en het onderwijssysteem, het artistieke wezen, enzovoort. Hierdoor komen we in een bepaalde relatie met andere mensen terecht. We moeten onderscheid maken tussen datgene wat ons in relatie brengt met andere mensen door ons eigenlijke lot, door ons karma, en datgene wat niet in deze strikte zin verband houdt met ons individuele karma. Aan de ene kant hebben we bepaalde relaties met de mensen die in ons leven komen; we gaan nieuwe relaties aan met individuele mensen. We hebben relaties die niets anders zijn dan de effecten van andere relaties die in eerdere aardse levens zijn vastgesteld. Ook hier leggen we relaties aan die hun karmische ontwikkeling in het latere aardse leven zullen vinden. Er is een heleboel individuele relaties van individuele mensen met andere individuele mensen. Deze relaties, die in essentie verbonden zijn met ons karma in de engste zin van het woord, moeten we onderscheiden van de andere relaties waarin we met mensen in contact komen door met hen dergelijke gemeenschappen te vormen, waardoor we deel uitmaken van een religieuze gemeenschap, samen met hen een geloofsbelijdenis afleggen, samen met hen opgeleid worden in dezelfde zin, samen met hen een boek lezen en dergelijke, samen met hen van een soort kunst genieten en zo verder. Dus deze mensen waarmee we in een aardse gemeenschap komen hoeven niet altijd bij ons te zijn door een karmische relatie uit een vorig aardse leven. Er zijn echter zulke gemeenschappen die wijzen op gemeenschappelijke lotsbestemmingen in vorige aardse levens, maar met deze grote gemeenschappen waarover ik zojuist heb gesproken, is dat meestal niet het geval. Maar het leidt terug naar iets anders. Het leidt terug naar het feit dat we tegen het einde van de tijd die we doormaken in de bovennatuurlijke wereld tussen de dood en een nieuwe geboorte, wanneer we aankomen in de periode die dicht bij onze nieuwe wedergeboorte ligt, geestelijke relaties aangaan omdat we tot op zekere hoogte volwassen worden voor zulke geestelijke relaties met de hiërarchieën van Angeloi, Archangeloi en Archai, dus geestelijke relaties met de hogere hiërarchieën in het algemeen; maar dat we in de geestelijke bovenzinnelijke wereld voor onze nieuwe geboorte ook in de buurt komen van andere menselijke zielen die later dan wij worden belichaamd, die op de een of andere manier nog langer moeten wachten op hun belichaming. We hebben een hele som van bovenzintuiglijke ervaringen, die we alleen al door onze bijzondere volwassenheid voor de geboorte doormaken, voordat we weer door een geboorte in het aardse leven worden getrokken. En deze krachten die we in dit proces opnemen, plaatsen ons op aarde op die plaats waar het mogelijk is om dergelijke gemeenschappen van aards-geestelijk leven, waarover ik zojuist heb gesproken, te ervaren.
Uit wat ik heb gezegd moet allereerst worden afgeleid dat ons aardse geestelijke leven, dat wij ervaren door religieus te zijn, door opgeleid te zijn, door getraind te zijn, door bepaalde indrukken van kunst en dergelijke op te nemen, niet iets is dat alleen zijn bestemming krijgt door wat op aarde is, maar bepaald wordt door wat wij eerst bovennatuurlijk ervaren voordat wij door de geboorte op dit aardse geestelijke leven neerkomen. Zoals het beeld in de spiegel wijst naar degene die gereflecteerd wordt, zo wijst het geestelijk leven op aarde naar wat de mens beleefde voordat hij een aards lichaam binnenging. In deze relatie is er niets op aarde dat zo’n intieme band heeft, zo’n echte, levende band met de bovennatuurlijke wereld, als dit aardse geestelijke leven, dat bepaalde afwijkingen, vele afwijkingen kent. Maar deze aberraties hebben ook een betekenisvol verband met wat we in het supersensible ervaren, echter op een heel andere manier, in het supersensible. Hierdoor wordt het aardse geestelijke leven op een bijzondere plaats op aarde gebracht, dat het verbonden is met ons prenatale leven. Niets anders in het aardse leven is zo verbonden met ons prenatale leven als dit aardse geestelijke leven. Daar moet de geestelijk onderzoeker toch vooral op wijzen. Hij scheidt het geestelijk leven op aarde van de andere activiteiten waaraan de mens hier op aarde onderworpen is, omdat hij in zijn bovennatuurlijke waarnemingen ervaart dat dit geestelijk leven op aarde zijn oorsprong heeft, zijn impulsen, in het prenatale, bovennatuurlijke leven. Op deze manier wordt voor de geesteswetenschapper dit aardse geestelijke leven gescheiden van de andere ervaringen van de mens.
De situatie is anders met wat men in de engere zin van het politieke leven kan noemen, het openbare juridische leven, dat leven dat de staatsorde onder de mensen brengt. Hoeveel moeite men ook doet met de meest precieze methoden van de geesteswetenschappen om te onderzoeken waar deze staat, de feitelijke staat, het politieke juridische leven, het openbare juridische leven mee verbonden is, men kan geen enkel verband vinden tussen dit leven en het bovennatuurlijke. Dit leven staat daar als volledig aards. We hoeven het alleen maar eens te zijn over wat hier precies bedoeld wordt. Wat is bijvoorbeeld een aardse, aardse politieke rechtsverhouding in de eminente zin van het woord? De eigendomsrelatie, de eigendomsrelatie. Als ik op de een of andere manier eigenaar ben van een stuk land, dan is dat alleen omdat een politieke relatie mij het exclusieve recht geeft om dat land te gebruiken, het stelt mij in staat om alle anderen uit te sluiten van het gebruik van dat land, van het bouwen op dat land, enzovoort. Zo is het met alles wat op het publiekrecht is gebaseerd. Datgene wat de som is van de publieke rechten, ook de som van alles wat een bepaalde gemeenschap beschermt tegen de buitenwereld, dit alles is het staatsleven in engere zin. Dat is het eigenlijke aardse leven, dat alleen verbonden is met de impulsen die in de mens stromen tussen geboorte en dood. Hoezeer de staat soms ook denkt dat het door God gegeven is, in de zin van het diepere begrip van alle religieuze belijdenissen, geldt het volgende. Allereerst geldt wat de Christus Jezus bedoelde toen hij in de taal van die tijd tot de mensen sprak: “Bid tot Caesar wat van Caesar is en tot God wat van God is”. In het bijzonder wilde hij, in het licht van de aspiraties van het Romeinse Rijk, het uitwendige staatsleven scheiden van het bovennatuurlijke leven. Maar alles wat een bovennatuurlijke impuls wil geven aan het aardse leven van de staat, bijvoorbeeld, wil van de staat de drager van het religieuze leven of de drager van het onderwijs maken, wat niemand in de moderne tijd betwijfelt dat het zo moet zijn, helaas! De diepere godsdienstige naturen beschreven dit alles zo dat ze zeiden: “Als het geestelijk bovennatuurlijke zich op de een of andere manier wil vermengen met het uiterlijke, dan regeert de onwettige vorst van deze wereld.
Je weet misschien dat je veel moet nadenken over de betekenis van de benadeelde prins van deze wereld, en uiteindelijk krijg je niets. De enige manier om erachter te komen wat het betekent is door middel van spirituele wetenschap. Dan heerst de onrechtvaardige vorst van deze wereld, wanneer wat alleen maar geacht wordt te verwijzen naar de orde van de aardse omstandigheden veronderstelt dat het geestelijke en, zoals we later zullen zien, ook het economische leven erbij betrokken is. De wettige vorst van deze wereld is alleen degene die in de externe politieke staatsverhoudingen alleen datgene opneemt wat zijn impulsen heeft in het leven van de mens tussen geboorte en dood. Zo hebben we de tweede schakel in het sociale organisme op een geestelijk-wetenschappelijke manier begrepen. Het is degene die geordend is op die impulsen die in de mens stromen tussen geboorte en dood.
Nu komen we bij de derde, de economische relatie. Denk maar eens aan hoe het economische leven ons eigenlijk in een bepaalde relatie met de wereld plaatst. U zult gemakkelijk te weten komen hoe deze relatie is als u denkt dat we volledig kunnen worden opgenomen in het zuiver externe economische leven. Wat zouden we dan zijn als we alleen in het externe, puur economische leven zouden worden opgenomen? We zouden denken aan dieren, niets anders. We denken niet alleen aan dieren omdat we een legaal leven hebben, een politiek leven, een staatsleven en een spirituele wetenschap, een aards geestelijk leven, naast het economische leven. Zo worden we door het economische leven min of meer naar beneden geduwd in het submenselijke rijk. Maar juist op dit gebied van het ondermenselijke leven kunnen we belangen ontwikkelen die, in de ware zin van het woord, de broederlijke belangen van de mensen zijn. Op geen enkel ander gebied kunnen we zo gemakkelijk en zo natuurlijk broederlijke relaties tussen mannen in de volste zin van het woord ontwikkelen als in het economische leven.
Wat is in het geestelijk leven de eigenlijke heerschappij in het aardse geestelijk leven? In principe is het persoonlijke, zij het spirituele, maar spiritueel-egoïstische belang. De mens wil religie om hem gezegend te maken. Vanuit het onderwijs wil hij dat het zijn capaciteiten ontwikkelt. Van elk artistiek of ander fenomeen waar hij van geniet, wil hij vreugde hebben in zijn leven of ook een ontwikkeling van zijn levenskrachten. Het is zo dat een groter of kleiner egoïsme, hoewel begrijpelijk, de mens voor zijn eigen bestwil naar datgene leidt wat in het geestelijk leven van de wereld leeft.
Ook in het juridische leven, in het politieke leven, hebben we te maken met wat ons als het ware gelijke wezens voor de wet maakt. We hebben te maken met de relatie tussen mensen. We hebben te maken met wat ons recht zou moeten zijn. De wet bestaat niet onder de dieren! Dit is ook iets waardoor we in het aardse leven al boven het dierlijke uitstijgen. Maar in de relatie die we hebben in een religieuze gemeenschap, in een onderwijsgemeenschap, maar ook in een juridische gemeenschap, hebben we in dit alles iets dat in een bepaalde relatie gebaseerd is op een eis van ons, die we op een bepaalde manier als vanzelfsprekend willen. Op het gebied van het economische leven is er iets dat kan worden beweerd, vooral wanneer we kunnen overwinnen wat we niet willen uit belangen: broederschap, aandacht voor anderen, leven op zo’n manier dat de andere persoon naast ons iets door ons heen ervaart.
In de spirituele relatie accepteren we iets omdat we het willen. In een rechtsverhouding maken we aanspraak op iets, waar we aanspraak op moeten maken als we een waardig leven als gelijke onder gelijken willen behouden. En in het economische leven ontvouwt zich datgene wat de gevoelens van de ene persoon met die van een andere persoon verbindt: broederschap. De impulsen van het broederlijke leven, die voortkomen uit het aangaan van een bepaalde relatie, uit wat wij bezitten, uit wat de ander bezit, uit wat wij nodig hebben, uit wat de ander nodig heeft, uit wat wij hebben, uit wat de ander heeft, enzovoorts. Als we deze broederschap meer en meer ontwikkelen in het economische leven, dan komt er in zekere zin iets uit dit economische leven. Deze broederlijkheid in het economische leven, deze broederlijke relatie tussen mensen, die in het economische leven moet uitstralen om gezond te zijn, is wat, als ik het zo mag zeggen, verdampt uit het economische leven, zodat we, door het op te voeden uit het economische leven, het meenemen door de poort van de dood en meenemen naar het bovennatuurlijke leven na de dood.
Voor het aardse leven lijkt het economische leven dus het laagst, maar daarin ontwikkelt zich iets dat gewoon van het aardse door de poort van de dood naar het bovennatuurlijke pulseert. Hier hebben we het derde gebied van het sociale organisme bekeken vanuit het oogpunt van de geesteswetenschappen. Er ontwikkelt zich iets dat ons mensen als het ware naar beneden duwt in de submens, maar we zijn gezegend in ruil voor het feit dat we, juist vanuit de broederschap die zich in het economische leven ontwikkelt, iets meenemen door de poort van de dood die bij ons blijft door de bovennatuurlijke wereld binnen te gaan. Zoals het geestelijk leven op aarde, dat zich ontwikkelt op de manier die ik zojuist heb beschreven, door de reflectie wijst op wat er wordt weerspiegeld, op het prenatale bovenzinnelijke geestelijk leven, zo wijst het economische leven, met wat zich in de mens ontwikkelt onder invloed van dit economische leven, op het sociale belang, gevoelens van menselijke gemeenschap, broederschap, op het bovenzinnelijke leven na de dood.
En dus hebben we de drie gebieden geestelijk van elkaar gescheiden:
het geestelijk leven met zijn verwijzing naar het prenatale bovennatuurlijke leven; het feitelijke staatsleven met zijn relatie tot de impulsen die plaatsvinden tussen geboorte en dood; het feitelijke economische leven, dat wijst op wat we zullen ervaren nadat we door de poort van de dood zijn gegaan. Net zo waar is het dat de mens niet alleen een aards maar ook een bovennatuurlijk wezen is, dat hij de resultaten van wat hij voor zijn geboorte in het bovennatuurlijke heeft “geleefd” in zich draagt, dat hij de kiemen ontwikkelt tot wat hij in het na-doodse leven moet ervaren, als ik het beeld mag gebruiken, net zo waar, Zoals in deze relatie het menselijk leven drievoudig is en de mens, naast deze twee weerspiegelingen van het leven boven de aarde, zijn bijzondere aardse leven tussen geboorte en dood ervaart, zo waar is dit leven van de mens op zich drievoudig gestructureerd, zo waar moet het sociale organisme waarin de mens is ingesloten drievoudig gestructureerd zijn, wil zijn hele menselijke ziel zijn fundament, zijn basis, in dit sociale organisme hebben. Er zijn dus nog diepere redenen voor degene die de positie van de mens in het universum herkent vanuit het oogpunt van de geesteswetenschap om te erkennen dat het sociale organisme een tripartiet organisme moet zijn, dat de mens als het ware moet verdorren zoals hij in het moderne leven op een bepaalde manier is verdord, wat heeft geleid tot de vreselijke catastrofe van de laatste vier jaar waarin alles gecentraliseerd is, waarin alles alleen maar te maken heeft met een chaotisch, anarchistisch verwrongen uitwendig sociaal leven. Om het menselijk leven op deze manier te begrijpen, om op deze manier bewust te worden van het feit dat elk aspect van de mensheid in het algemeen, en in de wereld in het algemeen, is wat er geleidelijk aan van de mens zal worden door de verdieping van de spirituele wetenschappelijke kennis. Dat is tegelijkertijd de juiste kennis van Christus voor onze tijd en voor de nabije toekomst. In zekere zin is dit wat ons geopenbaard wordt als we vandaag de dag de Christus willen horen. Hij zei zelf dat ik dit vaak heb benadrukt: “Ik ben altijd bij je, tot het einde der tijden op aarde. Dat wil zeggen, hij sprak niet alleen in de tijd dat hij op aarde liep, maar hij blijft spreken, en we moeten hem blijven horen. We moeten niet alleen de Evangeliën willen lezen, die we echter steeds opnieuw moeten lezen, maar we moeten ook horen wat hij op een levende manier moet onthullen door zijn voortdurende aanwezigheid bij ons. In deze tijd moet hij het ons onthullen: Verander de betekenis, zoals zijn voorganger, de Doopsgezinde Johannes, zei, en verander opnieuw de betekenis die voor u de visie van uw drievoudige mensheid opent, die eist dat zelfs degene waarin u leeft, zoals in het aardse bestaan, een drievoudige verdeling nodig heeft.
Terecht wordt gezegd: De Christus is gestorven en weer opgestaan voor de hele mensheid, het mysterie van Golgotha is een gemeenschappelijk menselijk gebeuren. Men wordt zich hiervan bewust, vooral in deze tijd, waarin de volkeren in opstand zijn gekomen tegen de volkeren en tegen elkaar hebben gewoed in een hevige strijd, waarin nu, nadat de gebeurtenissen in een crisis zijn getreden, er weer geen voorzichtigheid is, niet het bewustzijn van de menselijke gemeenschap, maar in veel gevallen een wilde zweem van de overwinning! Vergeet dat niet. Alles wat we in de afgelopen vier en een half jaar hebben meegemaakt, wat we nu meemaken, wat we in de toekomst zullen meemaken, laat de diepere mensheid zien dat de mensheid in een soort crisis is beland met betrekking tot het Christusbewustzijn. De mensheid is in een crisis geraakt met betrekking tot het Christusbewustzijn omdat het juiste gemeenschapsgevoel, de juiste band tussen mensen verloren is gegaan. En mensen moeten zelfs nadenken: Hoe kunnen we de impuls van Christus weer op de juiste manier vinden?
Een eenvoudig feit kan ons leren dat het niet steeds opnieuw kan worden gevonden. Voordat de Christusimpuls de ontwikkeling van de aarde had beïnvloed door het mysterie van Golgotha, beschouwden de mensen waaruit de Christus Jezus werd geboren zichzelf als het uitverkoren volk, en ze geloofden dat de aarde alleen gelukkig kon zijn als al het andere stierf, en dat alleen de leden van dit volk de hele aarde zouden vullen. Dit was in zekere zin een vast geloof omdat de God Jahweh dit volk had gekozen als zijn volk en omdat de God Jahweh werd gezien als de God van de Eenheid. Dit was, voor de tijd voordat het mysterie van Golgotha op aarde kwam, een gerechtvaardigd beeld van het oude Hebreeuwse volk, want het was van dit oude Hebreeuwse volk dat de Christus Jezus zou voortkomen. Maar met het verschijnen van het mysterie van Golgotha op aarde had dit bewustzijn moeten ophouden. Daarna was dit bewustzijn verouderd, waarna het bewustzijn van de Jehova’s vervangen had moeten worden door het Christusbewustzijn, dat net zo over de mens spreekt als het Jahweh-volk over de leden van slechts één volk. Het is het tragische lot van het Joodse volk dat het niet inzag dat dit zo is. Maar vandaag de dag ervaren we vaak een terugval. Vandaag ervaren we de terugval dat de volken langzaam, als ze het anders zien, het anders noemen, allemaal een soort Jahweh willen aanbidden, maar een speciaal Jahweh, de God van hun volk.
Zeker, men spreekt niet in religieuze formules zoals vroeger, maar men spreekt bij wijze van spreken in een moderne manier van denken. Manier van denken of gewoonte om te denken lijkt me een goed woordje voor de boeg. De mensen zijn nu gewend geraakt aan een ander woord. Men zou ook de concessie kunnen doen, om beter begrepen te worden, om deze manier van denken een tijdje te volgen, en in plaats van de woorden gewoonte of manier van denken te gebruiken, die door mij in onze kring altijd zijn gebruikt, om “mentaliteit” te zeggen in het openbaar vandaag de dag. Vanuit de huidige mentaliteit kan dus gesteld worden dat ieder volk zijn eigen bijzondere mensengod wil installeren, alleen in de zin van dit volk wil zijn. Dat heeft er net toe geleid dat mensen tegen mensen tekeergaan. We ervaren een terugval in de religie van Jahweh, alleen valt de gespecialiseerde religie van Jahweh uiteen in vele religies van Jahweh. Er is echt een terugval in het Oude Testament vandaag de dag, atavisme, terugval in het Oude Testament! De mensheid wil zich specialiseren in individuele leden over de hele aarde, tegen de Christus Jezus, die leefde en wilde voor de hele mensheid. De mensheid wil zich installeren in de zin van de populaire goden, om zich te installeren op een jahweh-achtige manier. Dit was al gerechtvaardigd voor het mysterie van Golgotha, maar is nu een terugval. Men hoeft dit alleen maar goed te begrijpen: De nationale installatie is vandaag de dag een tegenvaller voor het Oude Testament. Deze terugval in het Oude Testament is wat de moderne mensheid zwaar op de proef zal stellen en waartegen slechts één remedie bestaat: om weer met geestelijke middelen dicht bij Christus te komen.
Dit geeft aanleiding tot de vraag voor degenen die geïnteresseerd zijn in de geesteswetenschappen: Hoe vinden we de Christus Jezus in deze tijd uit ons eigen hart, uit de meest individuele impulsen van onze hedendaagse ziel? Dat deze vraag zeer ernstig is – ik heb er in dit gedeelte vaak over gesproken vanuit andere gezichtspunten – blijkt uit het feit dat veel van de officiële dragers van het christendom in feite de Christus hebben verloren. Vandaag de dag zijn er bekende predikanten en zo, die spreken over de Christus. Ze spreken over het feit dat de mens door een bepaalde innerlijke verdieping, door een bepaalde innerlijke ervaring, een verbinding met de Christus kan krijgen. Als men dichter bij wat deze mensen met de Christus bedoelen, vindt men dat er geen verschil is tussen deze Christus en God in het algemeen, en wat God de Vader ook in de zin van het Evangelie wordt genoemd. Niet waar, een beroemde theoloog is bijvoorbeeld Harnack. Ook hier in Zwitserland doen veel mensen zich aan hem tegoed. Harnack heeft zelfs een boekje “The Nature of Christianity” gepubliceerd. Hij spreekt veel over de Christus. Maar wat hij zegt over de Christus, waarom zou het überhaupt met de Christus te maken hebben? Er is geen enkele reden om het in verband te brengen met de Christus! Het kan net zo goed naar Jahweh God worden verwezen. Daarom is het hele boek over de “essentie van het christendom” intern een onwaarheid. Het wordt pas een waarheid als het Hebreeuws is, als het zo wordt vertaald dat overal waar de zin “de Christus” in de zinnen staat, “Jahweh” staat. Op deze manier spreek ik een waarheid waarvan de mensen in het heden nauwelijks weten dat het een waarheid is. Van talloze preekstoelen in de wereld wordt over de Christus gesproken en de mensen geloven dat het juist is om daar over de Christus te spreken, want dan wordt het woord Christus gehoord. Mensen denken er niet aan: als ik het woord “Christus” uit de woorden van de voorganger schrap en er “Jahweh” op zet, dan past het alleen maar! Zie je, een zekere onwaarheid is verbonden met de diepste schade van onze tijd. Denk niet dat ik op het moment dat ik dit zeg, iemand wil ontmoeten zodat ik hem of haar beschuldig of bekritiseer. Dat is helemaal niet het geval. Ik wil alleen maar een feit uitdrukken. Omdat de mensen die vaak in de diepste innerlijke onwaarheid zitten, zou men kunnen zeggen dat innerlijke leugens, die dit niet weten, nogal in de weg staan van de goede wil. De mensheid vindt het vandaag de dag moeilijk om tot de waarheid te komen, omdat het juist datgene is wat ik hier heb beschreven als een innerlijke onwaarheid die van oudsher zeer sterk gevestigd is. En vanuit deze innerlijke onwaarheid, die in een onmetelijk grote kring over dergelijke zaken heerst, straalt die andere onwaarheid uit die vandaag de dag de meest uiteenlopende takken van het leven in haar greep heeft, zodat men de vraag op vele takken van het leven kan stellen: Wat is er nog meer waar gebleven? Waar is er nog echte waarheid? Daarom komt, vooral voor hen die zich in de geesteswetenschappen inzetten, de vraag serieus aan de orde: Hoe vind ik de ware weg die naar Christus leidt, naar dit bijzondere goddelijke wezen, dat terecht de Christus wordt genoemd? Als we hier op aarde alleen maar geboren worden en leven van geboorte tot dood met een leven van de ziel dat bepaald wordt door de gebruikelijke dispositie en ontwikkeling van de dispositie tussen geboorte en dood, dan hebben we geen enkele reden om tot de Christus te komen. Hoezeer er dan ook geestelijke dingen in ons aan de hand zijn, we hebben geen reden om tot de Christus te komen. Als we ons eenvoudigweg ontwikkelen tussen geboorte en dood, zoals de meeste mensen vandaag de dag doen, zonder iets te doen van een bepaalde soort, die ik zo dadelijk zal beschrijven, dan blijven we uit de buurt van de Christus. Maar hoe komen we tot de Christus? Het initiatief, ook al komt het soms uit het onderbewustzijn of uit een duister gevoel, om de weg naar de Christus te gaan moet van onszelf komen. Men kan tot de God komen, die ook identiek is aan de God Jahweh, als men gewoon een gezond leven leidt. Niet om Yahweh te vinden is slechts een soort ziekte van de mens. Een ontkenner van God zijn, een atheïst zijn, is op een bepaalde manier ziek zijn. Als men al volledig gezond normaal ontwikkeld is, ontkent men God niet, want het is belachelijk om te geloven dat wat wij als gezond organisme met ons meedragen, niet van goddelijke oorsprong kan zijn. De ex deo nascimur is iets dat zich in het sociale leven aan de gezonde ontwikkelde mens geeft. Omdat hij het niet herkent: Ik ben geboren uit het goddelijke, dus hij moet een afwijking hebben, die zich uit in de manier waarop hij atheïsme heeft.
Op het moment dat men in Rousseauscher of op een andere manier de mens van meet af aan als volmaakt beschouwt, kan men de Christus helemaal niet vinden, maar pas als men weet dat de mens, in zekere zin, als een levend persoon volgens het mysterie van Golgotha, een gebrek heeft dat hij moet compenseren door zijn eigen activiteit in het leven hier. Ik ben geboren als een bevooroordeeld man en moet eerst de onnadenkendheid in het leven verwerven. En hoe kan ik het hier verkrijgen? Alleen door interesse te ontwikkelen, niet alleen in wat ik zelf denk, in wat ik zelf als goed beschouw, maar door onbaatzuchtige interesse te ontwikkelen in alles wat mensen denken en mij benaderen, hoezeer ik ook denk dat het verkeerd is. Hoe meer de mens vasthoudt aan zijn eigen hardnekkige opvattingen en alleen daarin geïnteresseerd is, des te meer neemt hij op dit moment van de ontwikkeling van de wereld afstand van de Christus. Hoe meer een mens maatschappelijke interesse ontwikkelt voor de meningen van de ander, ook al beschouwt hij ze als fouten, hoe meer een mens zijn eigen gedachten belicht door de meningen van anderen, hoe meer hij naast zijn eigen gedachten plaatst, die hij misschien als waarheid beschouwt, die anderen ontwikkelen, die hij als fouten beschouwt maar er toch in geïnteresseerd is, hoe meer hij in het binnenste van zijn ziel een Woord van Christus voelt, dat vandaag de dag moet worden geïnterpreteerd in de zin van de nieuwe taal van Christus. De Christus heeft gezegd: “Wat je ook met een van de minste van mijn broeders doet, je hebt mij aangedaan. De Christus houdt niet op zich steeds weer aan de mensheid te openbaren tot het einde van de aardse dagen. En zo spreekt hij vandaag tot degenen die hem zullen horen: Wat een van de minste van je broers ook denkt, je moet zien dat ik in hem denk en dat ik met je meeleef, waarbij ik de gedachte van de ander meet aan die van jou, met een sociale interesse voor wat er in de andere ziel gebeurt. Wat je vindt als mening, als een visie op het leven in een van de minste van je broeders, daarin zoek je mij zelf op. Zo spreekt in ons gedachtengoed de Christus die zich op een nieuwe manier wil openbaren aan de mensen van de 20e eeuw nu we de tijd naderen. Niet door op een harde manier te spreken over de God die ook Jahweh God kan zijn en in werkelijkheid is, maar door te weten dat Christus de God is voor alle mensen. We vinden hem echter niet als we egoïstisch in onszelf blijven met onze gedachten, maar alleen als we onze gedachten meten aan de gedachten van andere mensen, als we onze interesse in innerlijke tolerantie voor alles wat menselijk is, als we tegen onszelf zeggen: Door de geboorte ben ik een bevooroordeeld persoon, door mijn wedergeboorte uit de gedachten van alle mensen in een omvattend sociaal denkproces zal ik die impuls in mijzelf vinden, die de impuls van Christus is. Als ik mezelf niet beschouw als de bron van alles wat ik denk, alleen mezelf, maar als ik mezelf beschouw als een lid van de mensheid tot in het diepst van mijn ziel, dan is er een weg naar de Christus gevonden. Dit is de weg die we vandaag de dag de weg van de gedachte aan de Christus moeten noemen. Serieuze zelfeducatie door het verwerven van een gevoel van rekening houden met de gedachten van anderen, door het corrigeren van wat we in ons dragen als onze eigen richting, in gesprekken met anderen, moet een serieuze levenstaak worden. Want als deze levenstaak niet zijn plaats zou innemen onder de mensen, zouden zij de weg naar de Christus kwijtraken. Dat is de manier van denken vandaag de dag.
En de andere manier is door het willen. Ook hier hebben de mensen een groot deel van de verkeerde weg genomen, die niet leidt naar de Christus, die leidt weg van de Christus. En we moeten de weg naar de Christus weer vinden in dit andere gebied. Jongeren hebben nog steeds hun eigen idealisme, maar de mensheid van vandaag is droog en nuchter. En de mensheid van vandaag is trots op wat vaak de praktijk wordt genoemd, wat slechts een zekere engheid is. De huidige mensheid denkt niet veel na over idealen die uit de bron van het spirituele worden gehaald. De jeugd heeft ze nog steeds, deze idealen. Nooit was het leven van de ouderen zo anders dan het leven van de jongeren zoals nu. Het niet begrijpen van de mens is precies wat geschikt is voor onze huidige tijd.
Gisteren heb ik gewezen op de diepe kloof die bestaat tussen het proletariaat en de bourgeoisie. Ook de leeftijd en de jeugd hoe slecht ze elkaar vandaag de dag begrijpen! Dat is het enige waar we ook heel erg rekening mee moeten houden. Laten we proberen jongeren te begrijpen in termen van hun idealisme. Heel mooi, maar vandaag willen ze het uit de jeugd verdrijven. We willen het uit de jeugd van vandaag verdrijven door hen te beroven van een zekere opvoeding van de verbeelding, van de vorming van de verbeelding door middel van sprookjes, door middel van legenden, door alles wat wegleidt van de droge uiterlijke sensualiteit. Desondanks zal het moeilijk zijn om zelfs uit de jeugd het jeugdige, natuurlijke, elementaire idealisme uit te bannen. Maar wat is dat? Het is mooi, het is geweldig, maar het moet niet het enige zijn in de mens. Want dit jeugdige idealisme is slechts het idealisme van de Ex deo nascimur, het Goddelijke, dat ook identiek is aan het Goddelijke van Jahwe, maar dat niet alleen kan blijven nadat het mysterie van Golgotha over de aarde is heengegaan. Er moet iets anders zijn, er moet een opleiding zijn, een zelfstudie naar idealisme. Naast het aangeboren idealisme van de jeugd moeten we ervoor zorgen dat er in de menselijke gemeenschap iets wordt verworven dat niet alleen uit bloed en jeugdige geestdrift wordt geboren, maar dat wordt verworven door onderwijs, dat wordt verworven door een of ander initiatief. Opgeleid, namelijk zelfopgevoed idealisme, dat ook dan niet verloren kan gaan met de jeugd, is iets dat de weg naar de Christus opent, omdat het weer iets is dat in het leven wordt aangeleerd tussen geboorte en dood. Voel het grote verschil tussen het bloedidealisme en het opgeleide, aangeleerde idealisme. Voel het grote verschil tussen jeugdvuur en dat vuur dat voortkomt uit het grijpen van het spirituele leven en dat altijd opnieuw en opnieuw kan worden aangestoken omdat we het in onze ziel hebben verworven, ongeacht onze lichamelijke ontwikkeling, dan heb je het tweeledige idealisme begrepen, dat is het idealisme van de wedergeboorte, niet dat van de onschuld. Dat is de weg van de wil tot de Christus. Het andere is de weg van het denken. Vraag vandaag niet om abstracte paden naar de Christus, vraag naar deze concrete paden. Vraag wat de weg van het denken is die bestaat uit het innerlijk tolerant worden van de meningen van de hele mensheid, uit het winnen van maatschappelijke belangstelling voor de gedachten van andere mensen. Vraag wat het pad van de wil is en je zult niets abstracts vinden, maar de noodzaak om idealisme te cultiveren. Maar dan, wanneer je dit idealisme traint, of wanneer je het traint in de opvoeding van de opgroeiende jeugd, wat vooral noodzakelijk is, dan zul je in wat getraind is als idealisme vinden dat in de mens de zin ontwaakt om niet alleen te doen waar de buitenwereld toe komt. Het is vanuit dit idealisme dat de impulsen om meer te doen dan de zintuiglijke wereld tot stand komt, de zin om te handelen vanuit de geest opkomt. In wat wij doen vanuit het geschoolde idealisme beseffen wij wat de Christus wilde, die niet uit buitenaardse werelden naar beneden kwam om hier alleen maar aardse doelen te realiseren, maar uit de buitenaardse wereld naar beneden kwam om bovennatuurlijke dingen te realiseren. Maar we groeien alleen met Hem mee als we onszelf trainen om idealistisch te zijn, zodat Christus, die bovennatuurlijk is in het aardse rijk, in ons kan werken. Alleen in het geschoolde idealisme wordt gerealiseerd wat het Paulijnse Woord over de Christus wil zeggen: “Niet ik, maar de Christus in mij. Wie niet wil proberen om geschoold idealisme in de innerlijke morele wedergeboorte te ontwikkelen, kan niets anders zeggen dan: Niet ik, maar de Yahweh in mij. Maar degene die dat idealisme verwerft dat moet worden opgevoed, dat moet worden verworven, kan zeggen: “Niet ik, maar de Christus in mij. Dit zijn de twee manieren waarop we de Christus werkelijk kunnen vinden. Laten we ze veranderen, dan spreken we niet meer op zo’n manier dat ons spreken een innerlijke leugen is. Dan zullen we spreken over de Christus als de God van onze innerlijke wedergeboorte, terwijl Jahweh de God van onze geboorte is.
Dit verschil moet door de nieuwere mens worden gevonden, want alleen dit verschil al brengt ons bij echte sociale gevoelens, bij echte sociale belangen. Degene die opgeleid idealisme in zichzelf ontwikkelt, heeft liefde voor de mensheid. Preek hoeveel je wilt van de preekstoelen, laat de mensen van elkaar houden. Je praat als een oven. Als je goed met hem praat, zal hij de kamer toch niet verwarmen, hij zal de kamer verwarmen als je er kolen in stopt. Dan hoef je hem niet te overtuigen dat het zijn plicht is om de kamer te verwarmen. Dus je kunt altijd aan de mensheid prediken: Liefde, liefde en liefde. Dat is gewoon praten, dat is gewoon een woord. Als je werkt zodat mensen een wedergeboorte in termen van idealisme kunnen ervaren, zodat ze naast het bloedidealisme ook een spiritueel opgevoed idealisme hebben dat het leven zal doorstaan, dan zul je ook de liefde voor de mensheid in zijn ziel opwarmen. Want hoezeer je ook bent opgeleid in idealisme voor jezelf, je ziel leidt je uit je egoïsme naar een onafhankelijke emotionele interesse in andere mensen. U zult echter één ding ervaren als u deze tweeledige weg volgt, de weg van het denken en de weg van de wil, die ik u heb aangegeven met betrekking tot de vernieuwing van het christendom. Uit de eigen innerlijk verdraagzame gedachten, die geïnteresseerd zijn in andere gedachten, en uit de wedergeboren wil, ontwikkelt zich iets dat niet anders kan worden genoemd dan een verhoogd verantwoordelijkheidsgevoel voor alle dingen die men doet. Iemand die geneigd is te kijken naar de ontwikkeling van zijn ziel, als hij beide kanten op gaat, zal zich in zichzelf anders voelen dan in het gewone leven, dat niet beide kanten op gaat. Komt dit verantwoordelijkheidsgevoel naar voren zodat men tegen zichzelf zegt: “Kan ik dit rechtvaardigen, niet alleen voor de volgende cirkel van mijn leven en mijn directe omgeving, kan ik dit rechtvaardigen door te weten dat ik tot een bovennatuurlijk-spirituele wereld behoor? Kan ik het dan rechtvaardigen door te weten dat alles wat ik hier op aarde doe is ingeschreven in een Akasha-kroniek van eeuwige betekenis waar het blijft werken? Oh, men voelt zich zo sterk, deze bovennatuurlijke verantwoordelijkheid voor alles! Het is iets dat naar je toe komt als een herinnering wanneer je het tweevoudige Christus pad zoekt, als een wezen dat achter je staat, over je schouder kijkt en je altijd zegt: Je bent niet alleen voor de wereld, je bent verantwoordelijk voor wat je denkt en doet voor de Goddelijke Geest.
Maar dit wezen dat over onze schouders kijkt, dat ons verantwoordelijkheidsgevoel verhoogt, dat het verfijnt, dat ons op een heel ander pad brengt dan voorheen, is degene die ons nog dichter bij de Christus brengt die door het mysterie van Golgotha is gegaan. Ik wilde vandaag met u spreken over deze weg van Christus, hoe hij wordt gevonden en hoe hij zich laat zien in het wezen dat als laatste wordt gekarakteriseerd. Want deze Weg van Christus is nauw verbonden met de diepste sociale impulsen en taken van onze tijd.
Dat is wat ik je wilde laten zien op deze bijeenkomst.