De antroposofische weekspreuken zijn een blijvende en onschatbare bron voor een zichzelf voelend leren kennen door het meebeleven van de stemmingen van de jaargetijden. De adventstijd kan nog een extra glans en verstilling krijgen door het verwijlen bij de spreuken voor deze tijd. Je gaat dan zowel de intimiteit als de grootsheid ervan ervaren.
Het verwijlen bij een spreuk kun je doen door ze herhaald en langzaam innerlijk of hardop te spreken. En dan laat je, zonder te analyseren, de woorden zelf klinken en werken in je ziel. De stemming die uit een spreuk ontstaat kun je meenemen door de dagen van een week.
In de vier advent spreuken is te beleven hoe de ziel steeds meer Maria wordt. Met Kerstmis wordt dan het geestkind in de zieleschoot geboren.
Vijfendertigste week (1-7 december)
Kan ik het zijn zo kennen
dat het zichzelf terugvindt
in zielescheppingsdrang?
Ik voel dat mij de macht verleend is
het eigen zelf in het wereldzelf
als deel bescheiden in te vlechten.
Zesendertigste week (8-14 december)
In diepten van mijn wezen spreekt,
naar openbaring strevend
het wereldwoord geheimzinnig:
doordring de doelen van je werk
met heel mijn geestlicht,
om zo jezelf te offeren door mij.
Zevenendertigste week (15-21 december)
Geestlicht in wereld-winternacht te dragen,
dat streeft mijn hart gelukzalig na,
opdat er zielekiemen stralend
in wereldgronden wortel schieten,
en het woord van God in zintuig-donkerte
in glanzend licht door heel het zijnde klinkt.
Achtendertigste week, Kerst-stemming (25 december)
Ik voel nu dat onttoverd is
het geestkind in de zieleschoot;
Het heeft in harte-lichtheid
verwekt het heilige wereldwoord
de hemelse vrucht der hoop,
die jubelend groeit in wereldverten
vanuit de godsgrond van mijn wezen.