Theorie en werkelijkheid

Vanuit de wens om een fysiek fenomeen te begrijpen hebben wetenschappers gezocht naar verklaringen. Een ongetoetste verklaring is een theorie die je vervolgens probeert te toetsen (of te falsificeren). Een breed getoetste en bevestigde theorie wordt bevorderd tot wet totdat er uitzonderingen worden gevonden die nader onderzocht willen worden. En zo gaan we steeds verder.

In het voorwetenschappelijke stadium verklaarde de mens de fenomenen als werking van goden en geesten. Naarmate we meer fysieke wetmatigheden vinden en bevestigen wordt de ruimte voor goden en geesten steeds kleiner.

Behalve de wereld om hem heen kent de mens ook een innerlijke wereld. In welke mate deze innerlijke wereld afhankelijk is van de fysieke wereld, of mogelijk zelfs een fenomeen is van de fysieke wereld, laat ik voor nu in het midden.

In de geschiedenis van de mensheid is er sinds tijden ook op innerlijk gebied onderzoek gedaan. Het resultaat daarvan vinden we nu in allerlei spirituele stromingen en religies en hun wegen naar verlichting of bevrijding.

In de fysica is men tevreden als men een theorie heeft geformuleerd die overeenstemt met de fenomenen. Vaak is dat het overeenstemmen van complexe mathematische formules met langs complexe weg, denk aan deeltjesversnellers, verworven metingen.

Wezenlijk is om te beseffen dat als een theorie helemaal klopt met de fenomenen, dit nog niet wil zeggen dat de theorie (helemaal) overeenkomt met de werkelijkheid!

Keren we terug naar de wereld van onze innerlijke ervaringen in al hun fenomenen.

Ik leef met de volgende theorie:

Door Christus is alles geworden en Hij leeft in mij en ik in Hem vanuit een onvoorwaardelijke liefde.

Deze theorie is gevoed door de levende omgang met de waarheid, schoonheid en goedheid vanuit allerlei stromingen, uitingen en ervaringen van anderen door de geschiedenis van de mensheid.

Door de woorden van de theorie in mij te laten klinken gaan ze leven, zo ontdekte ik. En door waar te nemen hoe deze tot leven gewekte woorden in mij werkzaam zijn, werd deze theorie voor mij een ervaren werkelijkheid.

Kan ik mijn theorie bewijzen aan een ander? Nee, niet anders dan te zeggen: onderzoek het zelf.

Er is een belangrijk onderscheid tussen een fysiek en een innerlijk bewijs. Een fysiek bewijs kan door iemand anders gevonden worden. Je kunt dat bewijs aannemen in vertrouwen. Bijvoorbeeld omdat veel wetenschappers na onafhankelijk onderzoek tot dezelfde conclusie zijn gekomen. En als je het niet vertrouwt kun je de lange weg gaan om het zelf te onderzoeken. Bij dat zelf onderzoeken zul je kennis moeten verwerven. Het is echter niet nodig om innerlijk wezenlijk te veranderen. Ook een naar en vervelend mens kan een topwetenschapper worden.

Bij het onderzoeken van de innerlijke wereld is dat anders. Wil de theorie dat Christus in mij leeft en ik in Hem, ervaren werkelijkheid voor mij worden, dan zal ik innerlijk iets moeten doen om zo te veranderen dat ik het wezen waar de theorie over gaat, innerlijk kan gaan ervaren en er in een liefdevolle verbinding mee kan leven. Ook hier is een weg te gaan.

In de uiterlijke wereld gaat het om het WAT, in de innerlijke wereld om het HOE. Om innerlijk een wezen te ontmoeten is het nodig dat ik in liefdevolle overgave en geleid door het licht van mijn denkende ik tot vereniging met het te kennen wezen kom. Daarvoor is nodig dat wij ons zo omvormen dat deze vereniging mogelijk is.

Over die omvorming gaat in wezen elke geestelijke stroming.

Innerlijk onderzoek is enkel mogelijk bij innerlijke verandering. De ziel zelf is het die ogen, oren en tastorganen moet vormen om de innerlijkheid te kunnen waarnemen en ervaren.

De volgende zin van Rudolf Steiner is voor mij bepalend geweest. Hij zegt deze zin in een voordracht over ‘Hoe en waar vind ik Christus’.

Christus spreekt tot ons: als je met interesse en zonder oordeel luistert naar een ander en in de woorden van de ander Mij zoekt, dan luister Ik met je mee.

Ik heb ontdekt dat dit niet enkel geldt voor het luisteren naar een ander mens maar voor heel de schepping. Als ik Christus zoek in de regen, dan ‘luistert’ Christus met mij mee. En in dit meeluisteren is Hij ervaarbaar werkzaam in mij en in de regen of de andere mens.

Beslissend is de kwaliteit van mijn aandacht. Als ik liefdevol, zachtmoedig en vol verwondering mijn aandacht schenk in het vertrouwen dat Christus in dit alles aanwezig en werkzaam is, dan kom ik het huis van mijn Vader.