Wittgenstein en Popper

Gisteren in de bibliotheek aan de Prinsengracht met een boek in mijn handen gestaan over een twist tussen Wittgenstein en Popper. Het was 1946 en Popper had kort daarvoor “De open samenleving en haar vijanden” gepubliceert.

Het vreemde is dat getuigen van toen het niet eens zijn over wat er werkelijk is gebeurd.

Twee briljante filosofen die elkaar niet echt begrijpen. De een naar binnen gericht: Wittgenstein met zijn taalfilosofie. De ander naar buiten gericht met zijn analyse van de samenleving.

Popper zag Plato en Aristoteles als vijanden van de open samenleving.

Wittgenstein die stelt: je kunt van alles analyseren maar als je niet weet wat de waarde is van de act zelf dan is dat een mogelijk zinloze operatie.

Wat deze twee mensen helaas niet zagen was dat sommige onder ons hun levensvervulling vinden in contemplatie in een zelf gekozen cel en anderen die vervulling vinden in politiek engagement en op de barricades staan, in woord en of daad. En alle variaties daartussen en daar omheen.

De een loopt met een spandoek in een demonstratie. Haar buurvrouw is tegelijkertijd onkruid aan het wieden.

Daar is niets mis mee. Sterker nog: willen dat een ander belangrijk vindt wat jij belangrijk vindt is uiteindelijk een daad van geweld. Een ideaal ontaardt gemakkelijk in een ideologie.

Zo had Popper gelijk in zijn pleidooi voor de open samenleving.

Tegelijkertijd had Wittgenstein gelijk in zijn bedenkingen tegen de ideologie van de open samenleving.

Ee minister zegt: de grenzen moeten open.

Ik heb in mijn jeugd in Brabant geleerd: alles op zijn tijd.
Zeker was dat vaak een dooddoener en een zoethouder. Maar tegelijkertijd zit er ook veel wijsheid in.

In de geest van Wittgenstein: define open.

Zolang ik mij kan herinneren is de politiek een bedrijf geweest van het voortdurende herhalen van allerlei mantrams: de marktwerking is goed voor het openbaar vervoer, de zorg, de levering van gas en elektra, de schoonmaak van scholen, en ga zo maar door. Hoe vaak klonk niet het dit is voor ons onaanvaardbaar om dan binnen 2 weken het tegenovergestelde te doen?

Om bij kritiek hierop te komen met de andere mantram: in de politiek moet je nu eenmaal compromissen sluiten

Taal kan bedrieglijk verstandig en zinnig lijken. Grote perspectieven openen zich. Alleen al door iets uit te spreken lijkt het te gebeuren.

Popper en Wittgestein kunnen niet zonder elkaar. Het zou goed zijn als alle andere Poppers en Wittgensteins dat ook doorkregen.

Politiek zonder filosofie is waanzin. Filosofie zonder politiek: zinloos.

Het moge duidelijk zijn dat ik onder politiek meer versta dan wat er in de politiek gebeurt. Alle op de samenleving gerichte denken, spreken en handelen is voor mij politiek.

Popper had gelijk: je inspinnen in taalfilosofie leidt tot niets en houdt je af van de opgaven die er werkelijk toe doen.

Wittgenstein had gelijk: politiek bedrijven zonder reflectie op de beperkingen van de menselijke spankracht leidt tot ongelukken.