Marcus Aurelius over sterven

Zelfs indien het uw bestemming is om drieduizend jaar te leven, of zelfs dertigduizend jaar, blijf u dan evenwel herinneren dat niemand een ander leven verliest dan dat wat hij op dat moment heeft. Het langste leven komt dus op hetzelfde neer als het kortste. Want het moment van nu is voor allen gelijk en wat we verliezen is niet van ons; het blijkt dus een zeer kort moment te zijn waarvan wij afstand doen. Niemand immers kan van het verleden of van de toekomst afstand doen. Want hoe kan iemand verliezen wat hij niet bezit? Wij moeten dus deze twee dingen in gedachten houden: Het ene is dat alles er in de eeuwigheid hetzelfde uitziet en zich steeds herhaalt en dat het dus niet uitmaakt of iemand de dingen ziet in een tijdvak van honderd jaar, van tweehonderd jaar of in de oneindigheid. Het andere is dat zowel hij die zeer lang leeft als hij die zeer jong sterft, beiden van hetzelfde afstand doen. Een mens kan slechts van het heden beroofd worden, want dat is het enige wat hij bezit; wat hij niet bezit, kan hij niet verliezen.

Marcus Aurelius – Overpeinzingen II:14

Marcus Aurelius raakt hier aan iets wat alle grote geestelijke leraren altijd op hebben gewezen. En dat is dat wij sterven als wij gehecht raken aan de wereld van het tijdelijke. Of nog anders gezegd: als wij gehecht raken aan tijd.

Is het leven van een mens meer of minder waard als hij sterft op de leeftijd van dertien, dertig, vijftig of negentig jaar? Natuurlijk niet! De waarde van je leven wordt niet bepaald door je bezittingen of daden.

Als jij sterft verlies je niet je leven. Jij die het leven bent laat het lichaam los. Je kunt het leven niet verliezen omdat jij het leven zelf bent.

Je kunt je herinneringen niet bewaren omdat ze niet van jou zijn. Zoals je ook je gedachten en plannen voor de toekomst niet kunt bewaren.

De bloemen in mijn tuin leven omdat ze een pure vorm van het leven zijn. Zij hebben geen herinneringen of plannen. Jij leeft als ook jij de pure vorm van jouw leven bent. En dat kun je alleen maar nu zijn. Elk moment weer anders omdat het leven zelf tijdloos in beweging is.

We leven en werken tijdelijk in een aardse vorm. Al onze gedachten, gevoelens, woorden en daden kunnen levend of dood zijn. Levend waar ze het leven uitdrukken.

Als ik geniet van mijn kleindochter die door het bos rent en op boomstronken klautert, dan is dat een levende ervaring. Er is geen herinnering of plan.

Als ik dit schrijf heerst het corona-virus op aarde. Het is een kunst om tussen angst die dood is, en roekeloosheid die ook dood is, een levend midden te vinden. Zoals nu het levende midden is tussen verleden en toekomst. Dat midden is niet een meetkundige midden maar van een geheel andere aard. Het midden of het hart, is het leven zelf. Het is de vreugde van het zachtmoedig te zijn. Gebruik je verstand voor het leven, om het leven te verwelkomen. Gebruik je verstand niet om in angst te verstarren en zo te verwelken.

Jij bent de weg, de waarheid en het leven. Jij bent het licht van de wereld. Laat de gedachten en ervaringen van gisteren aan gisteren en de plannen voor morgen aan morgen. Het enige leven dat je hebt is vandaag, hier en nu. En als je nu niet het leven toelaat zul je dat nooit doen. Want het is altijd nu.