Hebben of zijn

Onlangs hadden we de overburen te eten. Mijn overbuurman heeft een groot deel van zijn leven, als kind en later als arts, doorgebracht in Afrika en is nu in opleiding tot psychiater.

De vraag kwam aan de orde of we een lichaan zijn of een lichaam hebben. Volgens mijn buurman heeft Descartes veel schade aangericht in het westen, waardoor wij geneigd zijn tot het laatste: we hebben een lichaam.

In het grootste deel van de wereld ‘zijn mensen een lichaam’. Dit vraagt ook om een andere benadering van een ‘geestelijke’ aandoening. Mijn buurman werkt nu al veel met Turkse en Marokkaanse patiënten en wil dat straks, na afronding van zijn opleiding, ook voortzetten.

Ik herken in de opvatting van mijn buurman die van Spinoza: denken en uitgebreidheid zijn de enige 2 voor ons kenbare oneindige attributen van God. Voor de atheisten onder de lezers: de God van Spinoza is geen antropomorf wezen maar een concept.

Zelf ervaar ik het zo: ik kan over mijn lichaam nadenken alsof het iets is los van mijn geest. Tegelijkertijd merk ik dat de toestand van mijn lichaam een grote invloed heeft op de aard en de kwaliteit van mijn denken.

Dat wil zeggen: ik kan lichaam en geest onderscheiden maar heb ze nog nooit gescheiden kunnen beleven. In die zin volg ik de ervaring van Spinoza zoals hij deze in zijn Ethica heeft beschreven.

Is er leven na de dood. Volgens mijn buurman niet. Ik heb de overtuiging van wel. Maar weten doe ik het ook niet.

Het moge duidelijk zijn: als ik een lichaam ‘ben’, dan kan er geen leven na de dood zijn. Ofwel is dat leven na de dood zodanig dat ‘ik’ het niet meer echt ben. Dat is het standpunt van zowel Boeddha als Spinoza. Het zou in elk geval verklaren waarom wij weinig of niets van onze doden vernemen.

Ik begon met: zijn wij een lichaam of hebben we een lichaam?

Je kunt met net zoveel recht vragen: zijn wij een geest of hebben wij een geest?

Nu wisten de oude Grieken al dat de zijnsvraag niet gesteld mag worden. Je mag hem wel stellen maar het levert nooit iets op.

Wij kunnen als mens de aanwezigheid, de werking en de mogelijke samenhang van ‘iets’ benoemen. Maar wat iets ‘is’ kunnen we principieel niet weten.

Bestaat God? Heeft Jezus echt geleeft? Is Christus uit de dood opgestaan? Heeft Mohammed werkelijk het woord van God opgeschreven in de Koran. Het zijn allemaal zinnige vragen waar echter geen (definitief) antwoord op mogelijk is.

Tot mijn 40-ste ‘was’ ik voornamelijk longen. Met bijna dagelijkse ademnood wordt je vanzelf ‘longen’. Nu met goed werkende medicijnen ‘heb’ ik voornamelijk longen.

Mijn uitspraak is een ‘ervaringsuitspraak’. Ervaringen zijn zowel van lichamelijke als geestelijke aard. Lichamelijk en geestelijk te verstaan als 2 attributen van 1 essentie.

De uitspraak: ‘Ik geloof in God, de almachtige Vader, schepper van hemel en aarde’, is het voorbeel van een geestelijk ervaringsuitspraak.

Als kind riepen wij al terug: ‘schelden doet geen zeer. Alles wat je zegt ben je zelf’. Dat geldt niet alleen voor schelden, maar voor elke uitspraak. En dat geldt zowel voor de uitspraken aan de borreltafel als die van de wetenschapper. Het zijn allemaal uitspraken van ervaring. Zeker is er gradueel verschil maar geen essentieel verschil.

Vandaag is het Driekoningen. Drie wijzen uit het oosten bezochten (aldus Mattheus) de pas geboren Jezus. Zij brachten mee: goud, wierook en mirre. Volgens sommige onderzoekers moet het zijn: balsem, wierook en mirre. Het arabisch woord voor goud en balsen wordt identiek geschreven: ‘dhb’. Balsem past beter in het rijtje. Dit past ook beter in het rijtje. Het zijn dan alle plantaardige producten van toch aanzienlijke waarde (in die tijd).

Toch heb ik ooit een voordracht gehoord over goud, wierook en mirre en hun betekenis in relatie tot Christus. Wat is dan de betekenis van het verhaal over het goud als het in werkelijkheid ‘balsem’ was.

Ik kom nu op waar het mij werkelijk om gaat: wij vertellen verhalen op basis van onze ervaringen. Waarbij ik een geloof of opvatting ook beschouw als ervaring.

Wie gelooft in een leven na de dood vertelt verhalen over dat leven. Wie gelooft in het belang van logistiek vertelt verhalen over logistiek.

Het verhaal heeft op ons een bijzondere uitwerking. We geloven erin terwijl het vertelt wordt. Het kan ons hart verwarmen en onze moed doen opvlammen. Tegelijkertijd weten we dat het ‘maar’ een verhaal is. We hebben verhalen nodig.

Maar laten we onze verhalen en die van de andersdenkenden niet houden voor de ‘waarheid’.

Verhalen helpen ons om uit de spagaat van hebben of zijn te komen. In die zin zijn wetenschappelijke theorieëen ook verhalen. Niet helemaal onwaar. Vaak werkelijk in de zin van werkzaam, maar toch altijd voorlopig en beperkt.

Zijn of niet zijn. Dat is de vraag. Is dat wel zo? Ik denk dat alle filosofische uitspraken prikkels zijn om een verhaal te vertellen. Hecht aan de uitspraak zelf niet te veel waarde.

Wat doet het er toe of iemand zich gelovig on ongelovig noemt. Waar het op aankomt is het verhaal dat wij vertellen en ervaren met ons leven.