Ik hoor vaak dat het woord relativeren gebruikt wordt op een manier die afbreuk doet aan de eigen ervaring. Iemand die pijn of verdriet heeft moet dan zijn eigen pijn of verdriet relativeren door te beseffen dat er anderen zijn die het nog veel slechter hebben. Dat is echter geen relativeren maar vergelijken. En al jong kwam ik tot het inzicht dat vergelijken altijd verlies oplevert en in extreme gevallen ook leidt tot doden en lijken. Als je je eigenwaarde moet ontlenen aan het beter of mooier zijn dan iemand anders dan ben je aan het vergelijken. Dit geldt ook voor je godsdienst of levensovertuiging. De weg van vergelijking is een doodlopende weg die altijd tot verlies leidt.
Wat is dan relativeren? Eigenlijk heel eenvoudig: relaties leggen. Niet in de eerste plaats met anderen maar met jezelf. Bij verdriet kunnen we een relatie leggen met onze creatieve kracht zodat we ons zelf niet afsluiten maar, al is het maar even, ook onze andere vermogens tot hun recht laten komen. Van daaruit is het dan ook mogelijk om te relativeren met anderen.
Als ik lid ben van de Pinkstergemeente en meen dat elke opvatting die niet binnen het vaste kader valt, werk van de duivel is, dan ben ik in feite een deel van mijn zelf aan het amputeren. Alles wat in ons opkomt is, in eerste instantie van ons zelf. Nadere reflectie kan ons doen inzien dat het toch niet helemaal van ons zelf is en dat we iets maar hebben aangenomen ‘op goed geloof’ of door ‘indoctrinatie’. Maar om te kunnen reflecteren is het nodig om iets eerst als van je zelf te beschouwen.
Als kind leerde ik op straat (dus niet thuis en ook niet op school) dat protestanten anders en minder waren. Een soort verraders die uit de kerk waren gestapt. Relativeren is dan beginnen bij je zelf en overwegen hoe jij zelf bent. Ben ik katholiek en wat betekent dit? Dus niet door te vergelijken maar door reflectie op mijn eigen situatie kwam ik tot de conclusie dat ik op de eerste plaats een product van mijn omgeving was. Daarbij kwam het besef dat dit vermoedelijk voor veel mensen (in gradaties) geldt. Dus ook voor een atheïst, een socialist, een boeddhist, een moslom, jood, hindoe en al die andere stromingen. Mijn overtuiging is dus in hoge mate toevallig.
Wat doet het met je als je tot het besef komt dat je normen, waarden en overtuigingen grotendeels toevallig zijn? Worden ze dan minder waard, zoals velen het begrip ‘relativeren’ invullen? Niet voor mij. Voor mij werden ze daardoor waardevoller. Tegelijk kwam ik ook vrijer te staan tegenover alles wat ik had meegekregen (zowel de mooie als minder fraaie elementen).
Voor mijn gevoel bestaat er een liefhebbende God. Voor mijn logisch denkende verstand is het een uitgemaakte zaak dat een scheppende God niet bestaat en ook niet kan bestaan. Levert dat problemen op? Voor mij niet in het minst.
Zelfs de grote Thomas van Acquino bezweek voor de verleiding om geloof en rede met elkaar te willen verenigen en zich zelfs te wagen aan godsbewijzen. Hij schreef daar hele boekwerken over die iemand van nu met een beetje logisch talent in 5 minuten van tafel veegt.
Ook hier is relativeren op zijn plaats. Ik hoef helemaal niet mijn verstand en gevoel met elkaar te laten rijmen. Wie zegt dat dit moet? Mijn verstand? Maar dat is, om met Spinoza te spreken, ‘ongerijmd’ en dus onzin. Als ik 2 ervaringsgebieden met elkaar in overeenstemming wil brengen kan dit niet op basis van 1 door mij willekeurig gekozen gebied.
Is het niet voldoende om eenvoudig te relativeren door vast te stellen dat beiden in mij, de ene mens, aanwezig zijn, en dat hun beider aanwezigheid op zich al voldoende is. Waarom verenigen wat zich gelijktijdig in mij aandient als iets wat verschillend lijkt. Is het niet juist goed zo: dat ik burger van meerdere (innerlijke) werelden ben. Dat ik ’s ochtends een differentiaalvergelijking kan oplossen waarmee een product goed werkend gemaakt kan worden en dat ik de volgende dag meedoe aan het sacrament van de doop of de communie?
Is het niet voldoende dat mensen over de hele wereld verschillende opvattingen hebben?
Zeker mag ik mij verzetten wanneer die opvatting wordt afgedwongen. Als een moslim zich niet mag bekeren tot een ander of geen geloof dan mag ik mij verzetten.
De tegenhanger van relativisme is fundamentalisme. We spreken meestal over fundamentalisme wanneer we te maken krijgen met extremen. Maar in de grond zijn vrijwel alle overtuigingen (godsdienstig of anders) fundamentalistisch. Vrijwel elke aanhanger van een richting meent dat zijn richting de enig ware is. Met de mond wordt soms nog wel eens anders beleden, maar een goed waarnemer heeft binnen enkele minuten door hoe het werkelijk is.
Relativeren is een van de mooiste vermogens van de mens. Door te relativeren krijg je een meer volwassen verhouding tot je zelf, je eigen overtuigingen en tot je omgeving.
Ik heb wel gesproken over denken en voelen, maar nog niet over het willen.
Relativeren met je wil begint met te zeggen: wat ik doe is wat ik wil. Let op! Dus niet ik doe wat ik wil, maar ik wil wat ik doe.
Als iemand zegt: ik wil stoppen met roken dan zegt deze mens in feite ‘ik verlang te stoppen met roken’. Dat is het uitspreken van een gevoel. De wil verwijst naar de toekomst. Wat betekent dit? Dat je pas achteraf kunt zeggen wat je wilt. Wat je werkelijk wilt blijkt altijd en zonder enige uitzondering uit je handelen.
Steiner zegt in zijn ‘Filosofie der Vrijheid’ dat het niet gaat om het handelen (dat gebonden is aan de interne en externe mogelijkheden) maar om het wilsbesluit. Nu is dat wilsbesluit zeker van belang maar we moeten daar niet al te veel waarde aan hechten. We leven niet in een abstracte wereld maar in een concrete omgeving (intern en extern). Een wil die wordt losgemaakt van die concrete wereld en de concrete handelingen is opnieuw een bedachte wil.
Ik weet dat er mensen zijn die zich willen ontwikkelen en eindeloos over zichzelf nadenken. Wat wil ik met mijn leven? Het is niet slecht om daar eens 4 weken aan te besteden. Langer is niet gezond. De beste manier om te ontdekken wat je wilt is kijken naar wat je doet. Gewoon onbevangen kijken. En dat is relativeren. Je zegt niet: ik wil graag anders. Nee, je zegt: dat is wat ik doe, soms al een leven lang, en dat is dus blijkbaar wat ik wil.
Blijf je dan voor altijd gebonden aan het verleden? Integendeel. Wie bedenkt wat hij wil zal nooit veranderen. Wie kijkt naar wat hij doet, zonder het verlangen om te veranderen, die verandert al op datzelfde moment. En wat je al doet, is voor jou, altijd relevant, hoort echt bij jou en is wezenlijk deel van jou. Wat je gevoel daarover zegt doet er niet toe. Want ook hier moet je niet met je gevoel in het gebied van de wil treden,zoals je ook niet met je verstand je gevoel moet vervuilen.
Je doet wat je wilt. En alleen door onbevangen te kijken (dus niet piekeren)naar wat je doet breng je jouw wil in relatie met je voelen en denken.
Hier valt nog veel meer over te zeggen maar aangezien taal en teken niet samenvallen is er een grens aan wat je zinnig kunt zeggen over relativeren.
Ik wens u veel levensgeluk met de schoonheid van relativeren.