Vorige week schreef ik over het boek ‘God als misvatting’ van de evolutiebioloog Richard Dawkins. Langs de weg van de logica kom je tot het schrijven van zo’n boek. En langs de weg van de logica is er, als je eerlijk bent, ook geen spelt tussen te krijgen.
Is daarmee dan het laatste woord gezegd?
Wat Richard Dawkins, en velen met hem, vergeten, is dat de mens ook een binnenkant heeft. En dan bedoel ik niet dat wat een chirurg ziet als hij een mens openmaakt. Maar de binnenkant van de ziel, de binnenkant van een ervaring of gedachte.
Voor velen is God inderdaad een product van hun opvatting. Een aangeleerde God. Maar dat is nog buitenkant. De binnenkant wordt mede gevormd door de persoonlijke ervaringen en verlangens van een mens. Die binnenkant herkent iets in de hem aangeleerde levensovertuiging. De ene mens blijft staan bij wat hem of haar is aangeleerd. Voor de ander, ook voor mij, is het vertrekpunt.
In veel godsdiensten is de Godsvoorstelling antropomorf, dus mensvormig. Dawkins ziet de vele verschillende voorstellingen als een bewijs dat iedereen met een ‘zelf bedachte God’ werkt. Hij gaat eraan voorbij dat in het gewone leven wij gewend zijn om elke dag planten, dieren, automaten, ja zelfs levenloze dingen als een tennisracket menselijke eigenschappen toekennen. ‘Mijn racket liet mij vandaag in de steek’. Ik kan op mijn autootje altijd vertrouwen.
Denken die mensen nu echt dat hun ‘ding’ menselijke eigenschappen heeft? Natuurlijk niet. Zoals geen enkel zinnig mens denkt dat God een oude man met een witte baard is.
Hoe moeten we ons God dan voorstellen? Zoals je dat zelf wilt!
Wij mensen hebben nu eenmaal voorstellingen nodig om ons met iets te verbinden. De voorstellingen helpen ons om verbinding te maken, zoals een icoon van Christus ons tot communie kan brengen, en om ons te inspireren tot het doen van goede handelingen, het maken van prachtige kunst.
Wie eenmaal het Ave Maria van Caccini heeft gehoord, gezongen door een goede sopraan met begeleidend koor, die ervaart iets wat ver boven de logica uitgaat.
Logica kan ons helpen dingen te ontdekken en te maken die ons helpen bij het overleven. Maar logica kan onze ziel niet blijvend bevredigen. Daar is iets voor nodig wat ik de binnenkant noem.
Je kunt in Lourdes meelopen in de kaarsprocessie en volijverig meezingen en bidden. Maar dat blijft nog makkelijk buitenkant. De binnenkant gaat nooit om gebeden, liederen, muziek of kunst, of logica of wetenschap.
De binnenkant gaat altijd om ontmoeting met een wezen. In de kaarsprocessie in Lourdes is dat: wandelen met Maria. Voor de logica is dat zoetsappig en soft: ‘Maria in je hart’. Maar wie zo blijft leven zal nooit de binnenkant betreden en altijd buiten blijven staan. Dat is niet alleen triest voor degene die buiten blijft staan maar ook voor degene die binnen wacht en enkel kan wachten.
Ik las: ‘als God zo almachtig is waarom doet hij dan niets?’. De mens die dit zei zocht God in de buitenkant. Daar zul je hem nooit vinden omdat de Godservaring waar mensen over spreken altijd komt vanuit de ontmoeting in de binnenkant.
Zeker zal gewezen worden op de schoonheid van de schepping (of evolutie?), maar dat is altijd verwijzing, gelijkenis, ‘voor’-stelling. Ook dat hebben wij mensen nodig.
Een mens was op zoek naar God en had gehoord dat te vinden was op de top van de berg. De mens volbracht de moeizame en klim en boven aangekomen zag hij de aarde in al haar schoonheid en wijsheid. God echter was niet te zien. Weer beneden aangekomen zag de mens een kind met zand spelen. De mens bleef bij het kind staan en zag dat het God was.
Velen hebben hun leven lang de in hun jeugd geleerde gebeden gezegd. Elke dag opnieuw. En behalve een zeker gevoel van voldoening over het vervullen van hun plicht, was er nooit ontmoeting. Een gebed is niet de weg naar de binnenkant maar een weg voorbij de buitenkant. Voorbij die buitenkant is er geen binnenkant maar een gapend niets. Eenmaal op dat punt gekomen komt het hier op aan: ‘geef je de binnenkant kans om jou op te tillen en naar binnen te dragen’.
Wie denkt dat hij zelf naar binnen kan gaan komt terecht in een ‘schijn’-binnenkant met ‘schijn’-figuren en ervaringen.
Christus zegt op enig moment: ‘Niemand komt tot de Vader dan door Mij’. Daar kun je spitsvondig op filosoferen en redeneren. Dat levert prachtige logische verhalen op, maar je blijft daarmee aan de buitenkant die je zelf beschilderd hebt.
De ervaring van Bernadette in Lourdes is een ervaring van binnengedragen te worden. Dat is het wezenlijke aan haar verhaal. Geen enkele theologische verhandeling kan recht doen aan die wezenlijke ervaring.
Niemand, ik herhaal ‘niemand’, kan uit zichzelf binnengaan. Niet door goed te leven of door het opvolgen van de geboden van jouw godsdienst of jouw atheïsme.
In de zeven Ik-Ben woorden spreekt Christus in het tweede deel van elk woord het geheim van de binnenkant uit. Weinigen hebben dat verstaan. Ook Thomas a Kempis, de schrijver van ‘De navolging van Christus’ heeft het niet verstaan. Navolgen heeft niets te maken met nadoen.
Jezus-Christus maakt steeds opnieuw duidelijk in zijn gelijkenissen dat het juist niet gaat om nadoen of om de wet volgen of om uiterlijk vertaan. Het gaat om een innerlijke ommekeer die wezenlijk eenvoudig is maar die voor velen van ons heel moeilijk te leven is omdat wij zo gericht zijn op de buitenkant.
De binnenkant kun je niet zien. Wie een visioen van een engel heeft, zit nog steeds aan de buitenkant. Ook een helderziende of medium blijft meestal aan de buitenkant.
De binnenkant heeft niets te maken met geloof of ethiek.
Wie vanuit bovenstaande gedachten de evangelieën opnieuw leest zal ontdekken dat er een nieuwe wereld voor je opengaat en dat ze eigenlijk alleen maar willen duidelijk maken dat die binnenkant, ‘het rijk gods’ of het ‘koninkrijk’ onze ware bestemming zijn. In elke godsdienst leeft wel een notie van de binnenkant. Elk heeft er zijn eigen naam voor. En vrijwel iedereen laat zich misleiden door die naam.
Daarom heet deze weblog ook ‘Taal en teken’. Omdat wij kunnen zeggen wat we niet begrijpen en daarom denken dat we ook maar iets begrijpen. De logica kan mijn bewering eenvoudig onderuithalen of mij toewerpen dat ik ‘speel met woorden en begrippen’.
Ik was 6 jaar toen ik de binnenkant ontdekte. Het was in zomer voor ik naar de lagere school ging. In de jaren daarna wachte ik altijd op zondag in de kerk tot het moment dat het zou gaan over die binnenkant. Ik ben nu 54 jaar en heb nog nooit van mijn leven een priester over de binnenkant horen spreken.
Ik snap nu beter dan voorheen waarom het voor een priester (en vele gelovigen) zo moeilijk is. Geloof leidt niet naar de binnenkant maar naar het gebied voor mij de buitenkant. En dat gebied is, in Christelijke termen: de hemel, het vagevuur of de hel. Maar dat is NIET de binnenkant.
De binnenkant bereik je nooit op eigen kracht. De binnenkant is altijd dwars op de zichtbare weg en altijd een uitnodiging, een gedragen en getild worden.